Rondkomen VMBO2 Economisch bekeken

H5§1
Je hebt bij deze quiz een rekenmachine nodig.

...eigenlijk altijd in de economieles...
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5§1
Je hebt bij deze quiz een rekenmachine nodig.

...eigenlijk altijd in de economieles...

Slide 1 - Tekstslide


Hoe worden uitgaven 'voor jezelf' genoemd
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
K&K (kapper en koffie)

Slide 2 - Quizvraag


Hiernaast staan de inkomsten van Martijn en Pascha. Hoeveel inkomen hebben zij samen?
A
€ 2.175
B
$ 2.335
C
€ 1.995
D
€ 2.355

Slide 3 - Quizvraag

H5§2

Slide 4 - Tekstslide

De huur wordt meestal vanzelf van je bankrekening afgeschreven.
Wat is daar een ander woord voor?
A
duurzame gebruiksgoederen
B
Vaste lasten
C
automatische incasso
D
Incidentele uitgaven

Slide 5 - Quizvraag

Kies het antwoord met alleen verbruiksgoederen.
A
Inktpatronen, grillworst, bioscoopbezoekje, busrit, tandpasta, glorix, dreft.
B
Beugel, rente, incidentele lasten, Disneyland Parijs, barbecue tang.
C
Hondenmand, auto, fiets, computer, bed, gordijnen, afstandsbediening.
D
Hondenvoer, chips, cola, radler, wc papier, inktpatronen, grillworst.

Slide 6 - Quizvraag

De belangrijkste zaken eerst regelen...
Over welk begrip gaat dit?
A
Budgetteren
B
Financieren
C
Bezuinigen
D
Prioriteren

Slide 7 - Quizvraag

H5§3

Slide 8 - Tekstslide


Hiernaast het overzicht met persoonlijke uitgaven van Nick en Olga.

Hoeveel hebben zij over of tekort in FEBRUARI?
A
+ € 10
B
+ € 160
C
- € 10
D
- € 30

Slide 9 - Quizvraag


Hiernaast het overzicht met persoonlijke uitgaven van Nick en Olga.

Wat is hun saldo aan het eind van de maand JANUARI?
A
+ € 160
B
- € 160
C
- € 5
D
- € 325

Slide 10 - Quizvraag

Nick en Simon hebben flink bezuinigd op hun persoonlijke uitgaven. Zij hebben aan het einde van de maand nog wat geld over.
Om welk begrip gaat het hier nu?
A
Lenen
B
Interen
C
Sparen
D
Aflossen

Slide 11 - Quizvraag

H5§4

Slide 12 - Tekstslide


Als een budgetpost hoger wordt, bijvoorbeeld omdat je duurder gaat huren moet je andere posten...
A
ook verhogen, anders zou het niet eerlijk zijn.
B
ook aanpassen anders kom je nog geld tekort.
C
Deze niet kiezen. FOUT!
D
een postzegel op plakken en wegsturen.

Slide 13 - Quizvraag

Na ontslag kunnen de inkomsten flink dalen.
Dit betekent dat je zult moeten:
A
Bezuinigen
B
Stelen
C
Aankopen uitstellen
D
Bedelen

Slide 14 - Quizvraag

H5§5

Slide 15 - Tekstslide

Als je geld leent moet je altijd .... terugbetalen. Dat verschil noemen we de ....
A
Meer + termijn
B
Minder + termijn
C
Meer + rente
D
Minder + rente

Slide 16 - Quizvraag

Als je € 1.500 leent van de bank, hoeveel moet je dan aflossen?
A
€ 1.650
B
€ 1.823,65
C
€ 1.500
D
Dat kan ik niet weten omdat er info ontbreekt.

Slide 17 - Quizvraag

Jan leent € 1.500.
Hij moet de komende twee jaar de maandelijkse termijn van € 66,25 betalen.
Hoeveel rente betaald hij in totaal in deze twee jaar?
A
€ 1500
B
2 x 12 = 24 24 x 66,25 = 1590 1590 - 1500 = € 90
C
2 x 12 = 24 24 x 66,25 = € 1590
D
2 x 66,25 = 1590 1500 - 1590 = € 90

Slide 18 - Quizvraag