Verleden tijd van werkwoorden

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd (nu)

Ik voetbal in het weekend.

Hij voetbalt in het weekend.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zeg je dit in de verleden tijd?
Ik voetbal in het weekend.
Hij voetbalt in het weekend.

Slide 3 - Open vraag

Tegenwoordige tijd

Ik voetbal in het weekend.
Hij voetbalt in het weekend.

Verleden tijd

Ik voetbalde in het weekend.
Hij voetbalde in het weekend.

Voltooid verleden  tijd


Ik heb in het weekend gevoetbald.

Hij heeft in het weekend gevoetbald.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zeg je dit in de voltooid verleden tijd?
Ik voetbal in het weekend.
Hij voetbalt in het weekend.

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn de regels om een voltooid deelwoord te maken? 
  • zwakke werkwoorden
  • sterke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

zwakke werkwoorden 
Volgens de regel  
- SoFT KeTCHuP
- T KoFSCHiP
- sexy fockschaap

--> stam nemen + ge + d of t

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het voltooid
deelwoord van LANDEN?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het voltooid
deelwoord van:
WACHTEN

Slide 9 - Open vraag

Wat is het voltooid
deelwoord van
LUISTEREN

Slide 10 - Open vraag

Wat is het voltooid
deelwoord van
GOOIEN

Slide 11 - Open vraag

Geef het voltooid
deelwoord van
KUSSEN

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid
deelwoord van
VRAGEN

Slide 13 - Open vraag

Geef het voltooid
deelwoord van: TEKENEN

Slide 14 - Open vraag

Geef het voltooid
deelwoord van: WANDELEN

Slide 15 - Open vraag

Geef het voltooid
deelwoord van: LEREN

Slide 16 - Open vraag

Sterke werkwoorden






onregelmatige werkwoorden - volgen de regel niet

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het
voltooid deelwoord van
DRINKEN
A
gedrink
B
gedrinkt
C
gedrinken
D
gedronken

Slide 18 - Quizvraag

voltooid deelwoord van
KIJKEN
A
gekeken
B
gekijkt
C
gekijken
D
gekijk

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van

LOPEN
A
geloopt
B
gelopen
C
liepen
D
geliepen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid
deelwoord van
SCHRIJVEN
A
geschreven
B
geschrijven
C
schreef
D
geschrijft

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het goede voltooid deelwoord van:
HEBBEN
A
gehad
B
gehebt
C
gehebben
D
gehabben

Slide 22 - Quizvraag

voltooid deelwoord van
ETEN
A
geëet
B
geëten
C
gegeet
D
gegeten

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
LEZEN
A
leest
B
geleesd
C
gelezen
D
gelazen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
KOMEN
A
gekomt
B
gekomen
C
gekomd
D
komen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
LACHEN
A
gelacht
B
gelichen
C
gelagen
D
gelachen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
DENKEN
A
gedenkt
B
gedenken
C
gedacht
D
gedenkd

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
KRIJGEN
A
gekregen
B
gekrijgd
C
gekrijgt
D
gekrijgen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
BIDDEN
A
gebid
B
gebidt
C
gebaden
D
gebeden

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
GEVEN
A
gegeeft
B
gegeefd
C
gegeven
D
gegoven

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het
voltooid deelwoord?
SLAPEN
A
geslaapt
B
geslapen
C
gesliepen
D
geslaapd

Slide 31 - Quizvraag

Ik snap alles!
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll