3v-Kap5-E-naar-vertalen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Lernziele heute:

- Wiederholung Grammatik C: ich kann Bindewörter benutzen  

- Grammatik E: ich kann nach/zu/in, vor/für, durch/von benutzen = Aufgabe 15 online

- Hören: ich kann ein Fragment verstehen = Aufgabe 17 online

Klassenarbeit Kapitel 5 am 24. Mai:  alle Wörterlisten Kapitel 5 & Gram. C+E

Hausaufgabe: 

 Wörterliste D lernen, Wörter A+ B wiederholen; Grammatik E lernen (Seite 47)

Veel voorkomende voegwoorden:

                                              dass = dat       (Let op: niet door elkaar halen met "das"!)

                                                    ob = of      (Let op: niet door elkaar halen met "oder"!)

                                wenn = als, indien  (Let op: niet door elkaar halen met "wann"!)

weil = omdat

nachdem = nadat

obwohl = hoewel

als = toen

bevor = voordat

1. Bij geografische begrippen zonder lidwoord gebruik je nach: 

“Ich gehe nach Berlin, nach Deutschland”.

nach Holland”.

nach London fahren

nach Süden fahren

2. Ook bij windrichtingen  gebruik je nach

“Ich fahre nach Osten”, “nach Süden”.

 

Richting

3. Ook is het “nach links”, “nach rechts”, “nach oben”, “nach vorne”.

Und: "Ich gehe nach Hause."

4. Bij een opgave van richting en doel gebruikt de Duitser het voorzetsel zu

 “Ich fahre schnell zur Bank, 

zum Betrieb, zum Bahnhof”. Voorbeeld bij een doel: “Ich gehe zu Bett, zur Arbeit, zum Essen”. 

(Zum is een samenvoeging van zu dem, zur is de samenvoeging van zu der).

5. Bij personen maakt het Duits gebruik van zu als equivalent van het Nederlandse naar. 

Voorbeelden: “Ik ga naar mijn moeder/oom” vertaal je met: 

“Ich gehe zu meiner Mutter/zu meinem Onkel”.

6. Wanneer je in het Duits beschrijft dat je ergens naar binnen gaat, dan gebruik je het voorzetsel in.

“Ich gehe in das Zimmer (hinein)”. “Wir fahren ins (in das) Parkhaus” 

Let op: bij landennamen met een bijbehorend lidwoord gebruik je niet nach, maar een combinatie van in plus het lidwoord.

Voorbeeld: “Ik reis naar Nederland” “Ich fahre in die Niederlande”. 

Ich fahre in die Turkei

7. “In” gebruik je ook om aan te geven dat je naar een cultureel evenement gaat. 

“Sie gehen ins (in das) Theater”, “ich gehe ins (in das) Kino” (bioscoop).

8. "Voor" vertaal je als "für"

-> als het "ergens voor zijn" of "bestemd voor" betekent

Ich habe ein Geschenk für dich

Bist du für oder gegen Ajax?

9. "Voor" vertaal je als "vor"

-> als het om een tijds- of plaatsbepaling gaat

Stehst du schon vor dem Kino?

Es ist schon 5 Minuten vor 20.00 - der Film geht gleich los!

10. "Door" vertaal je met "von" of "durch"

--> als iets door iemand gedaan of gebeurt is, is het "von"

Diese Präsentation ist von Tim und mir.

Meine Knie-Wunde kommt von einem Foul.

11. "Door" vertaal je met "von" of "durch"

-> je gebruikt "durch" in de letterlijke vertaling van "door"

Ich fahre durch einen Tunnel.

Gehst du schon? - Ja, ich muss __ Hause. Meine Schwester wartet auf mich.

1. zu
2. an
3. nach
4. in

Wann fährst du __ Hannover?
- Morgen vielleicht.

1. zu
2. an
3. nach
4. in

Morgen fahre ich noch mal kurz rüber __ Oma. Sie ist immer so allein.

1. zu
2. an
3. nach
4. in

Kommst du ___ mir, oder fahre ich
__ dir?

1. zu
2. an
3. nach
4. in

Ergänze die richtige Antwort
Wir fliegen _______ die Vereinigten Staaten im Sommer.

1. nach
2. zu
3. an
4. in

Lernziele heute:

- Wiederholung Grammatik C: ich kann Bindewörter benutzen  

- Grammatik E: ich kann nach/zu/in, vor/für, durch/von benutzen = Aufgabe 15 online

- Hören: ich kann ein Fragment verstehen = Aufgabe 17 online

Klassenarbeit Kapitel 5 am 24. Mai:  alle Wörterlisten Kapitel 5 & Gram. C+E

Hausaufgabe: 

 Wörterliste D lernen, Wörter A+ B wiederholen; Grammatik E lernen (Seite 47)

Heb je de lesdoelen behaald?
- ich kann nach/zu/in, vor/für, durch/von benutzen

😒🙁😐🙂😃