Keuzedeel Engels A2/B1 - week (les) 20

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Engels keuzedeel A2/B1

Les 20

20-4-2022

Start: 19:00 uur

Programme 20-4-2022

1.  Repeat past simple/present perfect 

2. Grammar: word order

3. Grammar/vocab exercises  

4. Writing assignment 

5. Homework

2. Grammar: past simple/present perfect

Past simple = verleden tijd

Let op: het is gebeurd, het is afgelopen

Je kunt meestal de vraag stellen: wanneer? (tijdsbepaling)

I moved to this house in 2018

present perfect = verleden tijd

Let op: het is gebeurd, maar het is niet belangrijk wanneer

De tijdsbepaling is vaag of geen tijdsbepaling:

I have never been in Spain

Marc hasn't called me yet

10-15 min

Past simple - hoe maak je het?

Past simple:

regelmatig werkwoord: je zet -ed achter het werkwoord

onregelmatig werkwoord: de verleden tijd vorm uit je hoofd leren (2e rijtje)

Present perfect:

have/has + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord van regelmatig werkwoord: je zet -ed achter het werkwoord

onregelmatig werkwoord: de verleden tijd vorm uit je hoofd leren (3e rijtje)

10-20 min

Oefenen met Socrative

Go to socraticve.com

Student login

Enter roomnumber 610638

Enter your name

Start the quiz

10-20 min

Word order

At the end of this lesson...

• You know how to make correct sentences in English

Wie - doet - wat/wie - waar - wanneer

      

 Keith            met            his friend        in that restaurant     yesterday.     

 Anne           drinks         a glass of soda     at school          every break.

wie

doet

wie

waar

wanneer

The parents

bring

to football training

every Sunday

their son

Wie

doet

wat

waar

wanneer

Jacky and Pete

aren't going

to the cinema

tonight

Choose the sentence with the correct word order.

1. I met her boyfriend yesterday at school.
2. I met her boyfriend at school yesterday.

Choose the sentence with the correct word order.

1. He swims every day in the canal.
2. He swims in the canal every day.
3. In the canal he swims every day.
4. Swims he in the canal every day.

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met

1. I met her in town yesterday.
2. I met her yesterday in town.
3. I yesterday met her in town.
4. I met yesterday her in town.

Make a correct sentence:
We – food – Italian – on Sundays – eat - .

Jacky - at school - this morning - ate -
her breakfast - .

Bijwoorden van Frequentie

woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Waar staan deze woorden in een zin?

De bijwoorden van frequentie 

(bv. always, usually, regurlarly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord (bij 1 werkwoord in de zin).

Behalve .............

Bij het werkwoord 'to be' :

Bij am/ are/ is/ was / were zetten 

we het bijwoord van Frequentie 

achter het werkwoord

He is rarely late

She was always happy

2 of meer werkwoorden in de 

zin :

Bijwoord van frequentie staat 

er tussenin.

I have never seen him before. 

You can always count on me.

Choose the sentence with the correct word order.

1. We are never in a position to complain.
2. We never are in a position to complain.

Choose the sentence with the correct word order.

1. Have ever you read a novel by J.R.R. Tolkien?
2. Have you read ever a novel by J.R.R. Tolkien?
3. Have you read a novel by J.R.R. Tolkien ever?
4. Have you ever read a novel by J.R.R. Tolkien?

nine – usually – soccer – on – she – Thursdays – at – has – practice - .

in 1916 – in London – the first British theme park – opened - .

Practice yourself 

1. Practice word order with the handout

2. Vocabulary, book p.171/172 (ex.3+4)

3. Practice word order online - studiemeter:

- Engels verkort online

- B1

- Grammatica oefenen

- woordvolgorde

6. Homework

Study + practice vocabulary B1 with studiemeter

Repeat word order

Next time:

Spelling and punctuation