5.1 Na de oorlog

§5.1 Besluiten en besturen in Nederland
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§5.1 Besluiten en besturen in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Aan het einde van de les kun je uitleggen:
- wat een parlementaire democratie is
- wat het parlement is en doet
- uit hoeveel leden de Eerste en de Tweede Kamer bestaan
- wie er in het kabinet zitten en wat het kabinet doet
- wie de regering is
- welke rol de koning heeft
- wie de Provinciale Staten zijn
- wat de gemeenteraad doet
- wie het college van B&W zijn

Slide 2 - Tekstslide

De Deltawerken
1953 --> Nederlandse overheid werd gewaarschuwd dat de zeedijken er slecht aan toe waren.
Toch ging het mis

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De Deltawerken
Na de watersnoodramp in 1953 werd er door het kabinet-Drees een Deltacommissie ingesteld. 
In die commissie zaten deskundigen die vertelde hoe er moest worden omgegaan met de zee.
De zeearm zou afgesloten moeten worden en de dijken versterken.

Slide 5 - Tekstslide

De Deltawerken
Het kabinet nam de plannen over en deed een wetsvoorstel dat in '55 pas af was.
Twee jaar later werd dit door de Tweede Kamer goedgekeurd.
-> Halfjaar later werd het door de Eerste Kamer goedgekeurd.
Een dag later zette koningin Juliana haar handtekening eronder en werd het een wet.
1986 waren de Deltawerken af.

Slide 6 - Tekstslide

Voordat een nieuwe wet geldig is worden er een aantal stappen genomen. In welk antwoord staan de volgende 4 stappen in de juiste volgorde?
A
Regering doet een wetsvoorstel - Het staatshoofd ondertekend de wet - Eerste Kamer keurt de wet goed - Tweede Kamer keurt de wet goed
B
Regering doet een wetsvoorstel - Het staatshoofd ondertekend de wet - Tweede Kamer keurt de wet goed - Eerste Kamer keurt de wet goed
C
Regering doet een wetsvoorstel - Tweede Kamer keurt de wet goed - Eerste Kamer keurt de wet goed - Het staatshoofd ondertekend de wet
D
Regering doet een wetsvoorstel - Eerste Kamer keurt de wet goed - Tweede Kamer keurt de wet goed - Staatshoofd ondertekend de wet

Slide 7 - Quizvraag

Regering en parlement
Voordat we verder gaan...

Slide 8 - Tekstslide

Wie zitten er in de regering?
A
Koning, ministers en staatssecretarissen
B
Koning, ministers
C
Tweede en Eerste kamer
D
Ministers en staatssecretarissen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het parlement?
A
Koning + ministers
B
De koning + de Tweede Kamer
C
De Eerste en de Tweede Kamer
D
Volksvertegenwoordigers van Nederland

Slide 10 - Quizvraag

Regering en parlement
Nederland is een parlementaire democratie.
Maar wat betekent democratie ook alweer? 

Slide 11 - Tekstslide

Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk regeert

Slide 12 - Quizvraag

Regering en parlement
Nederland is een parlementaire democratie, de regering mag alleen met toestemming van het parlement regeren.
Parlement = Eerste en Tweede Kamer samen = Staten-Generaal
In het parlement zitten mensen die verkozen zijn door het volk.
Wie zitten er in het kabinet? 

Slide 13 - Tekstslide

Wie zitten er in het kabinet?
A
Minister president Rutte
B
Ministers en Staatssecretarissen
C
De Tweede Kamer
D
Ministers en de Koning

Slide 14 - Quizvraag

Regering en parlement
- Nederland is een parlementaire democratie, de regering mag alleen met toestemming van het parlement regeren.
- Parlement = Eerste en Tweede Kamer samen = Staten-Generaal
- In het parlement zitten mensen die verkozen zijn door het volk.
- In het kabinet zitten alle ministers en staatssecretarissen (onderministers)
- De minister zijn samen met de koning de regering (LET OP: niet het hele kabinet doet dus mee in de regering)
Hoe zit het met die koning? Heeft hij veel te zeggen?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de rol van de Koning?
A
Alle besluiten maken
B
Alle besluiten van de tweede kamer ondertekenen
C
Alle wetten ondertekenen
D
De ministers aansturen

Slide 16 - Quizvraag

Regering en parlement
- De minister zijn samen met de koning de regering (LET OP: niet het hele kabinet doet dus mee in de regering)
- De koning vergadert niet mee en heeft twee taken: (1) advies geven en (2) zijn handtekening onder wetten zetten.
DE TAKEN VAN HET KABINET ZIJN:
1. Wetten maken (samen met het parlement)
2. Het land besturen
Wanneer is een wet geldig?

Slide 17 - Tekstslide

Als de Eerste en de Tweede Kamer een wet hebben goedgekeurd dan is de wet geldig voor iedereen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag




Vergeet de handtekening van het staatshoofd niet!

Slide 19 - Tekstslide

Regering en parlement
- Een wet wordt geldig als het door de Tweede en vervolgens Eerste Kamer is gekomen. De koning zit er daarna zijn handtekening onder en dan is het rond.
- In de Tweede Kamer moet meer dan de helft van de leden vóór stemmen:
   150 leden in totaal, dus 76 voor.
- In de Eerste Kamer moet meer dan de helft van de leden vóór stemmen:
   75 leden in totaal, dus 38 voor.

Slide 20 - Tekstslide

Regering en parlement
- Een wet wordt geldig als meer dan de helft van de leden van de Tweede en vervolgens Eerste Kamer voor hebben gestemd. De koning zit er daarna zijn handtekening onder.
- Het parlement heeft twee taken:
   1 controleren van het kabinet
   2 mogen wetsvoorstellen doen en bedenken met het kabinet de wetten
Als meer dan de helft van de Tweede Kamer geen vertrouwen meer heeft in het kabinet, valt het kabinet.

Slide 21 - Tekstslide

Invloed van burgers
Wat mogen alle Nederlandse burgers boven de 18?

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer kwam er in Nederland algemeen kiesrecht?
A
1901
B
1919
C
1917
D
1921

Slide 23 - Quizvraag

Wat is algemeen kiesrecht?
A
Kiesrecht voor rijkeren.
B
Kiesrecht voor mannen.
C
Kiesrecht voor mannen en vrouwen
D
Kiesrecht voor kinderen.

Slide 24 - Quizvraag

Invloed van burgers
- Vanaf 1919 mochten alle volwassen Nederlanders eens per vier jaar stemmen voor de Tweede Kamer (eerder als een kabinet valt).
- Kandidaten horen bij een politieke partij die partijlijsten maken. 
- De leden van zo'n politieke partij in de Tweede Kamer vormen samen een fractie.

Slide 25 - Tekstslide

Invloed van burgers
- Het aantal Kamerzetels is afhankelijk van het aantal stemmen: 10% vd stemmen = 15 zetels, want 10% van 150 = 15
-> dit heet evenredige vertegenwoordiging (zetels naar verhouding stemmen)

Slide 26 - Tekstslide

Invloed van burgers
Naast stemmen hebben burgers invloed door:
- demonstraties
- mening geven via internet of televisie
- burgerinitiatief: burgers kunnen de Tweede Kamer dwingen te vergaderen over een onderwerp als ze 40 000 handtekening hebben verzameld

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een fractie?
A
De mensen in de Tweede Kamer die niet mogen regeren.
B
Een ander woord voor het kabinet.
C
De ministers.
D
Het deel van de politieke partij dat in de Tweede Kamer zit.

Slide 28 - Quizvraag

Reken met een rekenmachine uit hoeveel zetels de volgende partij heeft gekregen:
Partij van de Arbeid kreeg in 2021 5,73% vd stemmen (rond naar boven af)
Denk ook aan evenredige vertegenwoordiging
A
5
B
6
C
8
D
9

Slide 29 - Quizvraag

Coalitie en oppositie
Eerst een video...

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Wat is een coalitie?
A
Politieke partijen die samen een meerderheid en regering vormen
B
Politieke partijen die met wetsvoorstellen komen
C
De regering die bestaat uit koning en ministers
D
De Eerste en de Tweede Kamer samen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de oppositie?
A
De partijen die in de regering zitten
B
De partijen die niet in de regering zitten

Slide 33 - Quizvraag

Coalitie en oppositie
Na de Tweede Kamer verkiezingen vormen fracties die samen een meerderheid hebben een nieuw kabinet. Zij werken samen en vormen de coalitie.
De leider van de grootste politieke partij wordt minister-president (premier of regeringsleider)
De overige fracties die zich tegen de regering verzetten, zijn de oppositie.

Slide 34 - Tekstslide

Lagere overheden
Burgers kunnen niet alleen stemmen op de Tweede Kamer, maar ook op de Provinciale Staten, waterschappen en gemeenten.
Zie het volgende schema...

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Lagere overheden
De Nederlandse burger mag dus stemmen voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten + waterschappen en gemeenteraad (eens in de vier jaar per verkiezing)
Wat doet een provincie (Provinciale Staten)?
- houden zich bezig met provinciale wegen
- natuur in de provincie
Waterschappen houden zich bezig met dijken en waterstand.

Slide 37 - Tekstslide

Lagere overheden
Wat doet een provincie (Provinciale Staten)?
- houden zich bezig met provinciale wegen
- natuur in de provincie
- kiest het provinciebestuur -> Gedeputeerde Staten 
- kiezen de leden van de Eerste Kamer
Waterschappen houden zich bezig met dijken en waterstand.
Wat doet het gemeentebestuur?
- vergunning om huis te bouwen

Slide 38 - Tekstslide

Lagere overheden
Wie mogen er stemmen bij de Provinciale Staten?
- Mensen die in die provincie wonen.
- 12 provincies, dus 12 Provinciale Staten.
Wie kiezen er bij waterschappen?
- Dit is opgedeeld in gebieden. Je mag stemmen in het waterschap waar je woont.

Slide 39 - Tekstslide

Lagere overheden
Wie mag er stemmen bij de gemeenteraad?
- iedereen die in dezelfde gemeente woont stemt voor zijn of haar gemeente.
Elke gemeente wordt bestuurd door het college van burgemeester en wethouders (B en W)
De gemeenteraad kiest de wethouders, de regering benoemt de burgemeester op advies van de gemeenteraad.

Slide 40 - Tekstslide

Lagere overheden
Het college van Burgemeester en Wethouders is vergelijkbaar met de Minister-president en de ministers, alleen dan op gemeentelijk niveau, in plaats van landelijk.

Slide 41 - Tekstslide



Maak nu paragraaf 5.1 in je werkboek

Slide 42 - Tekstslide