H2 - week 10 - les 1 - Grammatica H5 en H6

Grammatica H6
ZWW, KWW en HWW
in samengestelde zinnen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica H6
ZWW, KWW en HWW
in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Samengestelde zinnen - terugblik
- H6 woordsoorten - KWW, ZWW en HWW in samengestelde zinnen

Doel: 
- Je kunt in een samengestelde zin alle persoonsvormen en onderwerpen vinden.

- Je kunt zien of een persoonsvorm bij een hoofdzin of een bijzin hoort.

- Je benoemt de werkwoorden in een samengestelde zin. 

Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

1. Ik moet de afwas met de hand doen.
2. De afwasmachine is defect.

Ik moet de afwas met de hand doen, want de afwasmachine is kapot. 

Ik MOEST de afwas met de hand doen, want de afwasmachine WAS kapot. 





Samengestelde zin

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzin:
- In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp (bijna) altijd naast elkaar. 

Bijzin:
- In een bijzin hoeven de persoonsvorm en het onderwerp niet naast elkaar te staan. 
- De bijzin is vaak een onderdeel van de hoofdzin, je kunt hem vaak vervangen voor één woord





Hoofdzin of bijzin?

Slide 4 - Tekstslide

Welke opbouw heeft deze zin?

Yorick moet zich haasten, maar de trein van tien over zeven redt hij nog net.
A
H+B
B
H+H
C
B+H

Slide 5 - Quizvraag

Welke opbouw heeft deze zin?

Toen er duiven in haar tuin broedden, heeft Masha elke dag een foto van het nest gemaakt.
A
H+B
B
H+H
C
B+H

Slide 6 - Quizvraag

Welke opbouw heeft deze zin?

Omdat luiaards een trage stofwisseling hebben, hoeven ze maar één keer per week naar de grond voor hun behoefte.
A
H+B
B
H+H
C
B+H

Slide 7 - Quizvraag

Welke opbouw heeft deze zin?

Wist je dat je met rivierzand veel stevigere zandkastelen kunt bouwen dan met strandzand?
A
H+B
B
H+H
C
B+H

Slide 8 - Quizvraag

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Stap 1: wat zijn de enkelvoudige zinnen?
Stap 2: Zit er in de enkelvoudige zin een naamwoordelijk of een werkwoordelijk gezegde?
Stap 3: Wat zijn alle werkwoorden in die zin? 


Werkwoorden in samengestelde zin

Slide 9 - Tekstslide

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Stap 1: wat zijn de enkelvoudige zinnen?
Stap 2: Zit er in de enkelvoudige zin een naamwoordelijk of een werkwoordelijk gezegde?
Stap 3: Wat zijn alle werkwoorden in die zin? 

Yorick moet zich haasten, maar de trein van tien over zeven redt hij nog net.

Werkwoorden in samengestelde zin

Slide 10 - Tekstslide

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Stap 1: wat zijn de enkelvoudige zinnen?
Stap 2: Zit er in de enkelvoudige zin een naamwoordelijk of een werkwoordelijk gezegde?
Stap 3: Wat zijn alle werkwoorden in die zin? 

Toen er duiven in haar tuin broedden, was Masha apetrots op de duiven geworden. 

Werkwoorden in samengestelde zin

Slide 11 - Tekstslide

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Stap 1: wat zijn de enkelvoudige zinnen? (zoek alle pv's)
Stap 2: Zit er in de enkelvoudige zin een naamwoordelijk of een werkwoordelijk gezegde?
Stap 3: Wat zijn alle ww in die zin en wat voor ww zijn dat?

De regisseur vermoedt dat de spelers van het toneelstuk hun tekst allemaal tijdig uit het hoofd geleerd hebben.

Werkwoorden in samengestelde zin

Slide 12 - Tekstslide

Je maakt opdracht 1 t/m 3 (blz. 180)

Je werkt 15 minuten

Klaar? Pak een leesboek of huiswerk voor een ander vak
Aan de slag!

Slide 13 - Tekstslide