Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
V2A - paragraaf 10
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
V2A - paragraaf 10

Slide 1 - Tekstslide

Les vandaag
- Kennismaken
- Kennisquiz
- Huiswerk bespreken
- Oefenopdracht - gemengd
- Engelse werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Quiz werkwoordspelling

persoonsvorm

infinitief

voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.

Slide 11 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
We worden allemaal voor de gek gehouden.
A
worden
B
gehouden

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Bas heeft geprobeerd een bank te beroven.
A
heeft
B
geprobeerd
C
beroven

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Hij beantwoordt de vragen overtuigend.
A
beantwoordt
B
vragen
C
overtuigend

Slide 14 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Zij willen later piloot worden.
A
willen
B
worden

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Nakijken (blz. 260-261)

Slide 17 - Tekstslide

Online methode
Ga naar 'planning' en kies voor 'werkwoordspelling'

Maken: opdracht 5

Slide 18 - Tekstslide

Wat valt je op aan Engelse werkwoorden?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk 5 oktober
Ga naar 'planning' en kies voor 'Engelse werkwoorden'

Maken: opdracht 2, 3 en 4

Slide 21 - Tekstslide

Werkwoordspelling
V2A - paragraaf 12

Slide 22 - Tekstslide

DOELEN


- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden

- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen goed spellen

Slide 23 - Tekstslide

PV in SAMENGESTELDE ZINNEN

Je hebt geleerd dat in samengestelde zinnen 

meer dan één persoonsvorm staat. 


Om werkwoorden goed te kunnen spellen moet je eerst ontdekken welke werkwoorden in een samengestelde zin persoonsvorm zijn.



Slide 24 - Tekstslide

PV in SAMENGESTELDE ZINNEN

Kijk of de werkwoorden van tijd kunnen veranderen.

De werkwoorden die van tijd kunnen veranderen, 

zijn persoonsvorm.


De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.


                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 25 - Tekstslide

Is de zin een samengestelde zin?

Je kunt te allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Jetta krijgt een bril, omdat ze in de verte niet goed kan zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Tyger komt op de fiets naar Centraal en de rest van de klas komt met de tram.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

De keeper kon de drie ballen jammer genoeg niet tegenhouden.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

PV in SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin:

  • zet de zin in een andere tijd:

je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.

De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.



Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.
Tom schreeuwde, omdat hij zijn arm had gebroken.

Slide 31 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen:

Omdat Linda niet goed functioneerde op haar werk, heeft haar baas haar ontslagen.

Slide 32 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:

Simon schildert altijd heel secuur, maar zijn broer verricht zijn werk niet zo nauwkeurig.

Slide 33 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Doordat een gekantelde vrachtwagen de weg (blokkeren), (ondervinden) het verkeer veel hinder.

Slide 34 - Open vraag

GELEERD?


- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden

- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen goed spellen

Slide 35 - Tekstslide

Werkwoordstijden
V2A - paragraaf 13

Slide 36 - Tekstslide

DOELEN

- je kunt verschillende soorten werkwoorden benoemen

- je kunt de werkwoordstijden herkennen


Slide 37 - Tekstslide

Welke soorten werkwoorden zijn er?
PVTT:
PVVT:
VD:
OD:
BN:
GW:


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Extra oefening
1. De boeken zullen aanstaande zaterdag op school bezorgd worden. 

2. Afgelopen week hebben mijn ouders hun boot uit het water moeten halen.

3. Hij zou vorige zomer bij een boer in Frankrijk hebben gewerkt.

4. Morgen zal ik je even bellen over onze afspraak van volgende week.

Slide 42 - Tekstslide

GELEERD?
- je kunt verschillende soorten werkwoorden benoemen

- je kunt de werkwoordstijden herkennen

Slide 43 - Tekstslide

Homofone werkwoorden
V2A - paragraaf 14

Slide 44 - Tekstslide

DOELEN

- je kunt verschillende werkwoorden benoemen die homofoon klinken

- je kunt de juiste vorm van het werkwoord in de zin noteren


Slide 45 - Tekstslide

Homofone werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben vormen die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden: 

vind – vindt; gebeurd – gebeurt; kosten – kostten; verraadden – verraden; verwoeste – verwoestte.

Slide 46 - Tekstslide

Geronimo weet nog niet wanneer hij zijn hbo-opleiding civiele techniek ....
A
afront
B
afrond
C
afrondt
D
afgerond

Slide 47 - Quizvraag

Het is nu nog niet beken_ of hij vandaag aanwezig zal zijn.
A
d
B
t
C
dt

Slide 48 - Quizvraag

Onze computers, die indertijd minder dan duizend euro per stuk kos_en, gaan wij nu toch vervangen.
A
t
B
tt

Slide 49 - Quizvraag

Die commissie bestudeer_ nog op welke wijze noodlijdende Europese bedrijven met publiek geld moeten worden geholpen.
A
d
B
t
C
dt

Slide 50 - Quizvraag

Op Pinkpop kreeg een voor mij totaal onbekende rapper een platina plaat overhandig_ door zijn tweelingbroer.
A
d
B
t
C
dt

Slide 51 - Quizvraag

Wie onderhou_ je tuin als je met vakantie bent?
A
d
B
t
C
dt

Slide 52 - Quizvraag

Omdat wij die belangrijke brief te laat pos_en, werd hij helaas te laat bezorgd.
A
t
B
tt

Slide 53 - Quizvraag

Hij was er behoorlijk verbaas_ over dat wij ons niet voor die bijeenkomst hadden aangemeld.
A
d
B
t
C
dt

Slide 54 - Quizvraag

Geleerd

- je kunt verschillende werkwoorden benoemen die homofoon klinken

- je kunt de juiste vorm van het werkwoord in de zin noteren


Slide 55 - Tekstslide