h4 Unité 3 Regarder, Voca de base, Lire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

h4 Unité 3 Regarder, Voca de base, Lire

FN: insulter, ça marche, appuyer

1. het werkt, de markt, drukken
2. beledigen, het werkt, irriteren
3. beledigen, het werkt, drukken
4. irriteren, het werkt, drukken

fn: les réseaux sociaux

fn: choisir, avouer, le guichet

1. kiezen, toegeven, de ticket
2. toegeven, kiezen, het loket
3. kiezen, beamen, het kaartje
4. kiezen, toegeven, het loket

fn: C'est pourquoi je mange des bonbons !

fn: Il y a beaucoup de ... à Paris et on roule assez vite.

1. un accident
2. circulation
3. guichets
4. transports

quand =

1. wat
2. wie
3. waar
4. waarom

comment

1. als
2. hoe
3. hoeveel
4. welke

helpen =

1. habiter
2. hésiter
3. aider
4. avouer

een dag per jaar

1. un an par jour
2. un été par an
3. une journée par an
4. toute l'année