V2 Latijn do 7 sept 23

V2 Latijn do 7 sept 23
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

V2 Latijn do 7 sept 23

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Is de vorige weektaak af? Vragen?
  • Quiz
  • Nieuwe weektaak
  • Leerdoel deze week
  • Aant. 1.2 (HB p.66)
  • Werken aan de weektaak

Slide 2 - Tekstslide

Vorige weektaak

Slide 3 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm is geen persoonsvorm?
A
venire
B
videt
C
recusat
D
clamant

Slide 4 - Quizvraag

Welke werkwoordsvorm is geen infinitivus?
A
vocare
B
esse
C
arbores
D
ponere

Slide 5 - Quizvraag

De 3e persoon meervoud (de 'zij-vorm') krijgt de uitgang:
A
-nt
B
-t
C
- es
D
-ere

Slide 6 - Quizvraag

De 3e persoon enkelvoud (de 'hij/zij/het-vorm') krijgt de uitgang:
A
- t
B
-at
C
-nt
D
- ere

Slide 7 - Quizvraag

De uitgang -nt voor de 3e persoon meervoud (mv) vind je ook in het Frans.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

In de woordenlijst zie je soms twee vormen staan: rex, reges, arbor, arbores. Die tweede vorm is:
A
Het enkelvoud
B
Laat-Romeins
C
Spreektaal
D
Het meervoud

Slide 9 - Quizvraag

Als venire '(te) komen' betekent, betekent 'veniunt'
A
ook: (te) komen
B
zij komen
C
hij/zij/zij komt
D
zij komt

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm is de infinitivus?
A
puer
B
tamen
C
aqua
D
esse

Slide 11 - Quizvraag

Weektaak
Je kunt:
Je doet:

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel deze les:
Je leert hoe je de nominativus (nom.) en accusativus (acc.) van het zelfstandig naamwoord (znw) herkent en vertaalt van woorden op -us en -a.

LV = lijdend voorwerp (acc.)
OW = onderwerp (nom.)

Slide 13 - Tekstslide

Aant. 1.2 (HB p.66)
  • Het Latijn kent naamvallen
  • De naamvallen zijn te herkennen aan de uitgangen
  • De naamvallen geven de grammaticale functie van het woord in een zin aan.
  • Nominativus: onderwerp (OW)
  • Accusativus: lijdend voorwerp (LV)

Slide 14 - Tekstslide

Marcus bijt Brutus
  • Wie bijt wie?
  • Is Marcus OW of LV?
  • In het Nederlands ruimte voor twijfel
  • In het Latijn is het duidelijk:
  • Marcus Brutum mordet
  • OW -> - us
  • LV -> -um

Slide 15 - Tekstslide

'Marcum Brutus mordet'
Hoe heet de bijtende man?

A
Marcus
B
Brutus
C
Marcum
D
Brutum

Slide 16 - Quizvraag

Naamvallen in het Nederlands
  • De meeste naamvalsuitgangen in het Nederlands zijn verdwenen.
  • Wel bij persoonlijke voornaamwoorden:
  • Daar is Piet/ hij (OW/nom.)
  • Ik zie Piet/hem (LV/acc.)

Slide 17 - Tekstslide

Verbuigingsgroepen
  • In de woordenlijst staan ook znw's.
  • Veel znw's eindigen er op -us of -a
  • Andere eindigen op -x, -or of -s (rex, arbor, infans)
  • Bij deze laatsten staat ook de meervoudsvorm gegeven: arbores, reges, infantes

Slide 18 - Tekstslide

Verbuigingsgroepen
Zie voorbeeld HB p.66:
  • De woorden op -a worden verbogen als femina (groep 1)
  • De woorden op -us worden verbogen als servus (groep 2)

Servus en femina dienen als voorbeeld (paradigma)

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de acc. ev. van serva?
A
servam
B
servae
C
servum
D
servi

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de acc. mv. van puella?
A
puellam
B
puellos
C
puellae
D
puellas

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de acc. mv. van avus?
A
avos
B
avas
C
avi
D
aves

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de acc. ev van amicus?
A
amicam
B
amicos
C
amicae
D
amicum

Slide 23 - Quizvraag

Werken aan de weektaak
Je kunt:
Je doet:

Slide 24 - Tekstslide