Woordenschat oefenen

PROGRAMMA
  1. Woordenschat oefenen
  2. Mini-presentatie
  3. Dictoglos



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

PROGRAMMA
  1. Woordenschat oefenen
  2. Mini-presentatie
  3. Dictoglos



Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je kunt in korte tijd een presentatie voorbereiden en geven
Je begrijpt de luistertekst
Je kunt goede aantekeningen maken
Je kunt samen schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Wiskunde kan soms heel ....... zijn!
A
ingewikkeld
B
toch
C
enthousiast
D
gemiddeld

Slide 3 - Quizvraag

Het eten is flauw.
A
Er zit veel smaak aan het eten.
B
Er zit weinig smaak aan het eten.

Slide 4 - Quizvraag

Je moet ......... 10 vragen goed beantwoorden om een voldoende voor de toets te halen.
A
meestal
B
jammer
C
minstens
D
daarvoor

Slide 5 - Quizvraag

Als je ergens anders gaat wonen, moet je altijd eerst ........
A
verzinnen
B
wennen
C
spannend
D
thuiskomen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet deze vrouw?


A
Koningin Máxima
B
Koning Máxima
C
Prins Máxima
D
Prinses Máxima

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb gisteren veel gesport en nu heb ik ................ van mijn spieren.
A
last
B
jammer
C
uitgebreid
D
meestal

Slide 8 - Quizvraag

Wat is voor jou typisch Nederlands?

Slide 9 - Woordweb

Wat is typisch voor/in jouw land?

Slide 10 - Woordweb

Mini-presentatie

5 minuten: Kies iets wat typisch is voor jouw land. Schrijf een aantal woorden op. Bereid je mini-presentatie voor.
1 minuut: Vertel aan je klasgenoot wat typisch voor jouw land is.
Let op: je moet de minuut volpraten!

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Hoe heten deze bloemen?
A
tulpen
B
rozen

Slide 12 - Quizvraag

Klas 2F1 ............. me goed; het is echt leuk in deze klas!
A
went
B
viert
C
maakt
D
bevalt

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben ........... welk cijfer ik voor mijn toets heb!
A
typisch
B
benieuwd
C
vlak
D
spannend

Slide 14 - Quizvraag

......... het regent, gaan we toch wandelen in het park.
A
Meestal
B
Hoewel
C
Omdat
D
Minstens

Slide 15 - Quizvraag

Welke 2 woorden betekenen ongeveer hetzelfde als 'gauw'?
A
snel, vlug
B
snel, meestal
C
vlug, meestal
D
meestal, spannend

Slide 16 - Quizvraag

Dictoglos
1. Luister naar de tekst
2. Maak bij de tweede luisteronde aantekeningen
3. Schrijf een tekst in je eigen woorden (10 minuten)


(inhoud, hoofdletters en spelling, spelling werkwoorden)
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Welk cijfer geef je jezelf voor de dictoglos?

Slide 18 - Open vraag