Betalingsbalans H5

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebbenop de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebbenop de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


Slide 1 - Tekstslide

Geldstromen

Op een betalingsbalans staan alleen geldstromen van en naar het buitenland. Als het geld het land uitgaat, staat het op de uitgavenkant. Als er geld het land inkomt, staat het op de ontvangstenkant.

Slide 2 - Tekstslide

Tekort betalingsbalans

Ontvangstenkant is kleiner dan uitgavenkant.

Er is per saldo minder geld het land ingekomen dan uitgegaan, dus er is een tekort.

De deviezenreserves (valutareserves) zijn dus afgenomen.

Slide 3 - Tekstslide

Overschot & tekort

Een groter wordend overschot, of een kleiner wordend tekort, heet een verbetering van de betalingsbalans.

Andersom, een verslechtering van de betalingsbalans, betekent dat het tekort groter wordt, of het overschot afneemt.

Slide 4 - Tekstslide

Onderdelen van de betalingsbalans
De betalingsbalans bestaat uit de lopende rekening (= LR; met 3 deelrekeningen) + de kapitaalrekening + de salderingsrekening

Slide 5 - Tekstslide

De lopende rekening bestaat uit 3 deelrekeningen:

1) Goederenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van goederen.

2) Dienstenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van diensten.

Slide 6 - Tekstslide

3) Inkomensrekening: grensoverschrijdende primaire inkomens en inkomensoverdrachten.
a. Primaire inkomensrekening: hier staan alle geldstromen met het buitenland op die men krijgt omdat men een productiefactor levert  (dus loon, huur, rente, pacht en winst).  
b. Inkomensoverdrachtenrekening: hier staan alle geldstromen op met het buitenland waar de ontvangen geen (directe) tegenprestatie (productiefactor) voor hoeft te leveren.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenopgave 1: betalingsbalans
Hieronder staat een aantal gegevens m.b.t. een BB:
Export goederen                                              155 miljard
Import goederen                                              145 miljard
Saldo dienstenrekening                                 + 5 miljard
Ontvangen primaire inkomens                    50 miljard
Betaalde primaire inkomens                         35 miljard
Ontvangen inkomensoverdrachten              5 miljard
Betaalde inkomensoverdrachten                 25 miljard

Slide 8 - Tekstslide

Geef antwoord op de volgende vragen:

a) Is er per saldo meer uitvoer of meer invoer van diensten geweest?
b) Hoeveel bedraagt het handelsoverschot of –tekort?
c) Hoeveel bedraagt het saldo op de lopende rekening?

Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 1
a) Er is meer geld ingekomen dan er uitgegaan; er is dus meer uitvoer dan invoer geweest.

b) Export goederen – import goederen 
= 155 miljard – 145 miljard = 10 miljard.
Saldo diensten = 5 miljard
Handelsoverschot = 10 + 5 = 15 miljard

Slide 10 - Tekstslide

c)  Goederenrekening:                                                 + 10 miljard
      Dienstenrekening:                                                   +  5 miljard
      Inkomensrekening: 50 – 35 =                             + 15 miljard
      Inkomensoverdrachtenrekening: 5 – 25 =    - 20 miljard
                              saldo lopende rekening:                + 10 miljard

Slide 11 - Tekstslide

Oorzaken overschotten goederen- en dienstenrekening
1. Hoog kennisniveau, waardoor hoogwaardige kwaliteit producten
2. Relatief lage reële loonkosten per eenheid product t.o.v. arbeidsproductiviteit. Hierdoor is het prijspeil in Nederland concurrerend met het buitenland.
3. Daling eurokoers. 

Slide 12 - Tekstslide

Waarom zorgt een daling van de eurokoers voor een overschot op de goederen- en dienstenrekening van NL?

Slide 13 - Open vraag

Protectionisme of vrijhandel?

Slide 14 - Tekstslide

Protectiemaatregelen
zijn ??

Slide 15 - Woordweb

Vrijhandel
Waarom wil de WTO deze in de wereld bevorderen?

Slide 16 - Tekstslide