Semana 21 - Repaso descripciones + Pronombres

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé describir alguien kan ik iemand beschrijven
2. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé describir alguien kan ik iemand beschrijven
2. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

¿Cómo es ... de aspecto físico?

Slide 2 - Tekstslide

alto
moreno
feo
largo
grande
mayor
recogido
suelto
rubio
bajo
guapo
corto
pequeño
joven

Slide 3 - Sleepvraag

Esteban is lang.
A
Esteban es bajo.
B
Esteban es largo.
C
Esteban es guapo.
D
Esteban es alto.

Slide 4 - Quizvraag

Elige la frase verdadera.
A
Tiene el pelo moreno.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene el pelo liso.
D
Lleva coleta.

Slide 5 - Quizvraag

Describe a este hombre en tres frases.

Slide 6 - Open vraag

Describe a esta mujer en tres frases.

Slide 7 - Open vraag

Un chico
A
simpático
B
simpática
C
simpáticos
D
simpáticas

Slide 8 - Quizvraag

Una chica
A
vago
B
vaga
C
vagos
D
vagas

Slide 9 - Quizvraag

Mis mejores amigos son
A
tranquilo
B
tranquila
C
tranquilos
D
tranquilas

Slide 10 - Quizvraag

Mi mejor amigo es
A
inteligento
B
inteligente
C
inteligentos
D
inteligenta

Slide 11 - Quizvraag

Sara no es
A
tonto
B
tonte
C
tonta
D
tonti

Slide 12 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -o, weet je:
A
dat het maar 1 vorm heeft
B
dat het eigenlijk 2 vormen heeft
C
dat het eigenlijk 4 vormen heeft
D
niets over hoe je het moet ombuigen

Slide 13 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -e, weet je:
A
dat het maar 1 vorm heeft
B
dat het eigenlijk 2 vormen heeft
C
dat het eigenlijk 4 vormen heeft
D
niets over hoe je het moet ombuigen

Slide 14 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -n [joven], weet je:
A
dat het maar 1 vorm heeft
B
dat het eigenlijk 2 vormen heeft
C
dat het eigenlijk 4 vormen heeft
D
niets over hoe je het moet ombuigen

Slide 15 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -l [azul], weet je:
A
dat het maar 1 vorm heeft
B
dat het eigenlijk 2 vormen heeft
C
dat het eigenlijk 4 vormen heeft
D
niets over hoe je het moet ombuigen

Slide 16 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -r [hablador], weet je:
A
dat het maar 1 vorm heeft
B
dat je er een -o achter moet zetten voor mnl ev
C
dat het mnl en vrl gelijk zijn aan elkaar
D
dat je er een -a achter moet zetten voor vrl ev

Slide 17 - Quizvraag

Als bijvoeglijk naamwoord (mnl/ev) eindigt op een -a [optimista], weet je:
A
dat je 'm moet ombuigen naar -o
B
dat het vrl/ev moet eindigen op een -e
C
dat het eigenlijk 4 vormen heeft
D
dat zowel mnl als vrl ev eindigen op een -a

Slide 18 - Quizvraag

Describe a tu novio/a ideal en tres frases
(aspecto físico y carácter)

Slide 19 - Woordweb

Persoonlijk voornaamwoorden
Welke 12 persoonlijk voornaamwoorden bestaan er in het Spaans? Schrijf ze allemaal op in je schrift. 

Slide 20 - Tekstslide

Pronombres personales

Slide 21 - Tekstslide

Escribe las combinaciones en tu cuaderno

Slide 22 - Tekstslide

Presentaciones
¡para un punto extra en la última prueba de este año!

Slide 23 - Tekstslide

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken
- personales (persoonlijke)
- posesivos (bezittelijke)

Slide 24 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
In de vorige les heb je de persoonlijk voornaamwoorden herhaal. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden? Vertaal: 

mijn boek - mijn zusjes - jouw bureau - jouw kamer - haar rugtas - zijn haar - zijn mobiele telefoon - onze katten - onze leraar - jullie schriften - hun huiswerk - uw kinderen - uw bril - uw huis

Slide 25 - Tekstslide

Yo/tú/él vs me/te/le
Wanneer yo/tú/él en wanneer me/te/le?

Slide 26 - Tekstslide

Yo/tú/él vs me/te/le
Me/te/le/nos/os/les gebruik je alleen met 'gustar' en werkwoorden die op dezelfde manier worden vervoegd, zoals: 'encantar', 'enfadar', 'molestar' (zie werkblad ww zoals gustar).

Slide 27 - Tekstslide

Gustar (y similares)

Slide 28 - Tekstslide

Deberes Huiswerk
- hacer y corregir: ficha 'Pronombres'
- estudiar: tus apuntes de hoy

Slide 29 - Tekstslide