1.2 Waarom koop je dat?

Pincode:
- Boek open 
- Nakijken paragraaf 1.1
- Theorie 1.2
- Aan de slag
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pincode:
- Boek open 
- Nakijken paragraaf 1.1
- Theorie 1.2
- Aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Basisbehoeften
Overige behoeften
Goederen  ( welke 2 soorten? )
Diensten
Consumeren / Zelfvoorziening

Slide 2 - Tekstslide

§1.2 Waarom koop je dat?

Slide 3 - Tekstslide

§1.2 Waarom koop je dat?
Wat weet je na deze les?
-Waarom mensen verschillende behoeften hebben.
-Het verschil tussen sociale en commerciële beïnvloeding.

Slide 4 - Tekstslide

verschillende behoeften

Slide 5 - Woordweb

Verschil in behoeften door:

  • situatie waarin je zit
  • leeftijd 
  • geslacht
  • budget
(= Het geld waarover je kunt beschikken)

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel heb jij wekelijks te besteden?
€ 0 - 10
€ 11 - 20
€ 21 - 30
€ 31 - 40
€ 41 - 50
meer dan € 50

Slide 7 - Poll

Budget (theorie):
Een budget is de hoeveelheid geld die een persoon te besteden heeft. Hiervan moet je een bepaald soort uitgaven doen

Er zullen keuzes gemaakt moeten worden om binnen een budget te blijven.

( Kiezen voor maand boodschappen of nieuwe schoenen? )

Slide 8 - Tekstslide

Sociale beïnvloeding
Je wordt beïnvloed door andere mensen.

Bijv: Ik heb nieuwe Nike's die zou jij ook moeten kopen, ze lopen super goed!

Slide 9 - Tekstslide

"Influencers"

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Dit was een vorm van ideële reclame, wat zou dit betekenen?
A
Reclame om gedrag van mensen te veraderen
B
Reclame om mensen op ideeën te brengen
C
Reclame om producten te verkopen
D
Reclame om diensten te verkopen

Slide 12 - Quizvraag

Commerciële beïnvloeding
  • Een verkoper of reclame heeft jouw beïnvloed

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat mensen kopen is afhankelijk van
A
Je budget, leeftijd, geslacht
B
budget
C
Leeftijd
D
geslacht

Slide 15 - Quizvraag

Via Instagram vindt ook beïnvloeding plaats. Wanneer een vriend via Insta laat weten wat hij heeft gekocht dan is dat een voorbeeld van:
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 16 - Quizvraag

Maken:
Opgaven 17 t/m 27 , dit is af voor de volgende les (21-09)

Slide 17 - Tekstslide

Vervolg 1.2 waarom koop je dat?
Aan het einde van de les weet je:
wat reclame is..
hoe je rekent met procenten..

Laptop en boek op tafel

Slide 18 - Tekstslide

Er bestaat ook mond-tot-mondreclame. Is dat commerciële of sociale beïnvloeding?
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding

Slide 19 - Quizvraag

Reclame is een voorbeeld van ..........
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
C
Bestedingspatroon
D
Nibud

Slide 20 - Quizvraag

Je favoriete vlogger eet elke vlog Doritos. Dit is een vorm van:
A
sociale beïnvloeding
B
commerciële beïnvloeding

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Wat is reclame?
  • Voorbeelden 
  • Aandacht trekken voor producten 
  • Meer verkopen 

( Vorm van commerciële  beïnvloeding

Slide 23 - Tekstslide


Reclame
Hoe komt die reclame bij jou?
  • Reclamemedium 
  • -> een middel waarmee een reclameboodschap wordt overgebracht.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Herhaling van de basisschool
  • Een procent is een soort breuk
  • Voorbeeld van een breuk: 1/4
  • Een breuk bestaat uit twee gedeelten: Boven de streep  staat  1 en onder de streep staat 4
  • Dat betekent 1 : 4
  • 1 : 4 = 0,25 = 25%




Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met procenten

Slide 27 - Tekstslide

  • We kunnen dit ook anders opschrijven:

    • 1 procent van 100 is dus 1/100
    • Wanneer je dit uitrekent op de rekenmachine staat er:
    • 1 : 100 = 0,01

Slide 28 - Tekstslide

Reken nu uit wat er komt te staan bij:
32%


Slide 29 - Open vraag

Hoeveel is een percentage van een aantal
  • Om te weten hoeveel het percentage van een aantal is vermenigvuldig je  het antwoord uit de vorige dia met het aantal
    • Hieronder staat een voorbeeld

  • Bijvoorbeeld 25% van 60

  • Stap 1: je rekent uit hoeveel 25 : 100 is
  •      *  Antwoord 25 : 100 = 0,25

  • Stap 2: je vermenigvuldigt dit met het aantal 60
  •          * Antwoord 0,25 * 60 = 15



Slide 30 - Tekstslide

Reken uit hoeveel 30% van 90 is

Slide 31 - Open vraag

hoeveel is 23 procent van 92

Slide 32 - Open vraag

2sC/2sD:
Blz 16 opdracht 28 tot 35

2sA/2sB:
Blz 14 opdracht 23 tot 28
 

Slide 33 - Tekstslide

Nakijken 28 tot 35
Maken blz 40 en 41 
opdracht 1 tot 19

Slide 34 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 en 1.2 af?
Nakijken 1.2 

Aan de slag met:
Blz 30 opdracht 1 tot 16

Slide 35 - Tekstslide

Maken §1.2 It's learning

Slide 36 - Tekstslide

1.2 Waarom koop je dat?
Rekenen met procenten

Slide 37 - Tekstslide

Wat is 10% van 50?
A
10
B
1
C
5
D
25

Slide 38 - Quizvraag

Hoe bereken je een %?
Als je 45% van 250 wilt berekenen.
Maak je eerst van het percentage een komma getal.
dit doe je door 45 te delen door 100: 
45:100=0,45
Vervolgens doe je 0,45 vermenigvuldigen met 250.
250 x 0,45 = 112,5

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel is 66% van 50?

Slide 40 - Woordweb