1KMA Nederlands 21 feb

Welkom 1KMA,
Nederlands werkwoordspelling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1KMA,
Nederlands werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen (15 min)
- Meervoud ZNW (10 min)
- Bespreken opdrachten 
   19 en 20 (10 min)
- Maken 21, 22 en 23 (10 min) 
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les zijn de volgende doelen behaald:

  • Je kent de regels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
  • Je weet dat niet alle zelfstandige naamwoorden dezelfde meervoudsvormen hebben.

Slide 3 - Tekstslide

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 4 - Tekstslide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 5 - Tekstslide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

ree + en = reeën

Slide 6 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 7 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 8 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 9 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 10 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 11 - Tekstslide

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het het meervoud van salto?
A
salto's
B
saltos
C
saltoos
D
saltoo's

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van prestatie?
A
prestatie's
B
prestaties

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van café
A
café's
B
cafees
C
cafés
D
caffees

Slide 20 - Quizvraag

Bespreken opdracht 19 en 20
Blz. 178 en 179

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag !
Blok 4 Spelling, opdrachten 21, 22 en 23 : blz. 179 t/m 182
Huiswerk : opdracht 24 !
Neem goed het gele blokje door op blz. 181 !

Slide 22 - Tekstslide

boek lezen 
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide