V1 Tekstverbanden

Begrijpend lezen
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen

Slide 1 - Woordweb

Wat is het onderwerp van een tekst?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het doel van een inleiding van een tekst?

Slide 4 - Open vraag

Bij welke teksten mist er vaak een slot?

Slide 5 - Open vraag

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden
  •  Nakijken opdracht 2 hoofdstuk 3 Lezen
  • Maken: hoofdstuk 3 Lezen opdracht 4 en hoofdstuk 4 Lezen opdracht 1. 
  • Klaar? Maak van hoofdstuk 4 Lezen opdracht 2.

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden
  1. Chronologisch
  2. Opsommend
  3.  Tegenstellend
  4. Toelichtend 

Slide 7 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.
Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:
Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 8 - Tekstslide

Opsommend verband
Bij een opsommend verband worden verschillende dingen opgenoemd. 
Signaalwoorden: ten eerste, als laatste, ook, en, bovendien, daarnaast etc. 

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Bij een tegenstellend verband staan verschillende zaken tegenover elkaar. 
Signaalwoorden: maar, echter, in tegenstelling tot, toch etc.
Voorbeeld: ik houd van honden, maar katten vind ik stomme dieren. 

Slide 10 - Tekstslide

Toelichtend verband
Bij een toelichtend verband geef je een extra toelichting, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, denk aan,  zoals etc.
Voorbeeld: ik kook graag buitenlandse gerechten, zoals roti.

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een zin met een opsommend verband.

Slide 12 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een zin met een tegenstellend verband.

Slide 13 - Open vraag