v4 - di090424

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Corriger 
  • Ecrire
  • Les devoirs
But: weten hoe je in het Frans het aanw. vnw. gebruikt

Slide 2 - Tekstslide

Corriger ex. 11abc
Page 16

Slide 3 - Tekstslide

Corriger ex. 11a
  1.  dit/dat gedicht 
  2. deze/die auto
  3. deze/die cadeau's
  4. deze/die man
  5. deze/die vriendin

Slide 4 - Tekstslide

Corriger ex. 11b
  1. ce bureau
  2. cet homme
  3. cette école
  4. ces lettres 

Slide 5 - Tekstslide

Corriger ex. 11b
  1. ce mois-ci
  2. ce livre-là
  3. cette fille-ci
  4. ces hommes-là 
  5. cet appartment-là

Slide 6 - Tekstslide

Corriger ex. 11b
  1. ton livre, is het jouw boek of die van je zus?
  2. renseignements, die die je nodig hebt? 
  3. robe, Welke jurk ga je kiezen? Deze hier of deze daar?
  4. film, Welke film? Die ene die jij gisteravond hebt gezien
  5. mouchoir, Heb je geen zakdoek, neem die ene die op de tafel ligt. 

Slide 7 - Tekstslide

Corriger ex. 11b
  1. ceux-ci, ceux-là
  2. celui
  3. celle 
  4. celles 

Slide 8 - Tekstslide

Corriger ex. 11c
  1. ce
  2. ces
  3. Ce ..-ci, ce...-là
  4. celle
  5. Cet
  6. celui
  7. celle-là
  8. Cette

Slide 9 - Tekstslide

Grammaire  - aanwijzend voornaamwoord
Ce livre est casse-pieds.
Cet homme adore les livres français. 
Cette fille n'aime pas la musique classique. 
Ces élèves ne travaillent pas bien. 

Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord + znw
ce
mannelijk enkelvoud
cet
mannelijk enkelvoud stomme h/klinker
cette
vrouwelijk enkelvoud
ces
meervoud

Slide 11 - Tekstslide

Dichtbij / verweg
-ci of -là erachter kun je aangeven of iets dichtbij of verweg is. 

-ci -> dichtbij
-là -> verweg

Ce garçon-ci ou ce garçon-là? Deze of die jongen?

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikt
Die fiets is groot, maar die van mijn broer is groter
Ce vélo est grand, mais celui de mon frère st plus grand

Dat huis is klein, maar die daar is nog kleiner
Cette fille est petite, mais celle-là est encore plus petite. 

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikt
celui
mnl ev
celle
vrl ev
ceux
mnl mv
celles
vrl mv

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikt
Altijd in combinatie met:
  • de  
  • betrekkelijk vnw (qui) 
  • met -ci of -

Slide 15 - Tekstslide

Zonder directe verwijzing
Cela m'étonne (dat verbaast me) 
Ça suffit (nu is het genoeg!) 
Ceci n'est pas une pipe (dit is geen pijp)

Slide 16 - Tekstslide

Ecrire  
Omschrijf de afbeeldingen
Minstens 3 zinnen per afbeelding

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag

Au travail
Exercice 13, 14, 15, 16 et 17
Page 18

Fini? Ex. 17 

Slide 21 - Tekstslide

Exercice 17
Inleveren volgende week dinsdag

Slide 22 - Tekstslide

Les devoirs
Vendredi le 12 avril 

Apprendre: blokje 'écrire' FN (page 106)
Faire: oefenzinnen afmaken reader schrijfvaardigheid
Exercice 13, 14, 15, 16 et 17

Slide 23 - Tekstslide