HM2A SS7 PW4 Recap II

Welcome M2A
Week 10 - Lesson 2
Recap
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome M2A
Week 10 - Lesson 2
Recap

Slide 1 - Tekstslide

Check-in
  1. Ga op je plaats zitten.
  2. Leg je spullen op tafel.
  3. Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
  4. Wacht rustig tot de les begint.

Slide 2 - Tekstslide

Today
At the end of this class I ...
  • ... can avoid pitfalls when writing a text.

Slide 3 - Tekstslide

Agenda
  1. Terugblik PTO 2
  2. Profielboekjes (gestuurd via Magister)
  3. Profielkeuzeformulier invullen 
Overview PTO 4 English
1) Stepping Stones, chapter 6 + reading skills (TestFox)
  • All vocabulary (page 144/145)
  • Grammar (page 147)
  • Stones (page 146)
  • Reading

Slide 4 - Tekstslide

Agenda
  1. Terugblik PTO 2
  2. Profielboekjes (gestuurd via Magister)
  3. Profielkeuzeformulier invullen 
Proefwerk 4 Engels
Voor de toets heb je een woordenboek ENG-NL nodig.
  • Kopen (boekhandel of online, bijv. bol.com)
  • Lenen bij de bibliotheek

In de volgende schooljaren ga je het woordenboek ook nodig hebben, dus het best is een te kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Pitfalls
Homophones: woorden die dezelfde uitspraak hebben maar een andere betekenis hebben

PS. Google Translate doet dit niet altijd goed voor je ;)

Slide 6 - Tekstslide

They're / Their / There
They're -> verkorte vorm van "they are"

Their -> bezittelijk voornaamwoord: van "they"

There -> geeft een 'plaats' aan

Slide 7 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
short for “they are”
location
possessive of they
They're
Their
There

Slide 8 - Sleepvraag

______ from Canada.

Choose from: they're / there / their

Slide 9 - Open vraag

All of _____ family members were really upset.

Choose from: they're / there / their

Slide 10 - Open vraag

Personally, I think _____ tired.

Choose from: they're / there / their

Slide 11 - Open vraag

______ bad things happening in the world.

Choose from: they're / there / their

Slide 12 - Open vraag

Then / Than
Then -> geeft tijd of consequentie aan

Than -> gebruik je bij een vergelijking

Slide 13 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
comparison/ conjunction
time
Then
Than

Slide 14 - Sleepvraag

People were richer back _____ .

Choose from: then / than

Slide 15 - Open vraag

Write a sentence using the word 'than'.

Slide 16 - Open vraag

Write a sentence using the word 'then'.

Slide 17 - Open vraag

Where, Were, We're
Where -> vragende voornaamwoord voor 'plaats'

Were -> verleden tijd voor 'to be'

We're -> verkorte vorm van "we are"


Slide 18 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
short for “we are”
location / place
form of 'to be'
Where
Were
We're

Slide 19 - Sleepvraag

______ are your parents going?

Choose from: Where / Were / We're

Slide 20 - Open vraag

______ out of time. We need to go home quickly.

Choose from: Where / Were / We're

Slide 21 - Open vraag

______ you on time for the first class this morning?

Choose from: Where / Were / We're

Slide 22 - Open vraag

You're / Your
You're -> verkorte vorm van "you are"

Your -> bezittelijk voornaamwoord: van "you"

Slide 23 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
possessive of you
short for “you are”
You're
Your

Slide 24 - Sleepvraag

____ not making sense at all.

Choose from: Your / You're

Slide 25 - Open vraag

Are you kidding? Have you lost all of ______ senses?!

Choose from: Your / You're

Slide 26 - Open vraag

Write a sentence using the word 'your'.

Slide 27 - Open vraag

too / to
Too -> betekent "ook", of geeft "heel veel" aan

To -> voorzetsel

Slide 28 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
as well/ too much
preposition/ towards
to
too

Slide 29 - Sleepvraag

If my brother passed the test, you can _____ .

Choose from: to / too

Slide 30 - Open vraag

We're going _____ to that new place in the centre.

Choose from: too / to

Slide 31 - Open vraag

Write a sentence using the word 'too'.

Slide 32 - Open vraag

It's / Its
It's -> verkortte vorm van "it is" en "it has"

Its -> bezittelijk voornaamwoord: van "it"

Slide 33 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
short of of 'it is'
possessive form of 'it'
its
it's

Slide 34 - Sleepvraag

The cottage, while really old, certainly has _____ charms.
Choose from: it's / its

Slide 35 - Open vraag

My cousing has lost her phone, but she thinks ____ at home.
Choose from: it's / its

Slide 36 - Open vraag

Who's / Whose
Who's -> korte vorm van 'who is'

Whose -> bezittelijke vorm

Slide 37 - Tekstslide

Match the pitfalls to the correct meaning/ synonym.
possessive of who
short for 'who is'
Who's
Whose

Slide 38 - Sleepvraag

____ that good looking guy over there?
Choose from: Whose / Who's

Slide 39 - Open vraag

Write a sentence using the word 'who's'.

Slide 40 - Open vraag

Write a sentence using the word 'whose'.

Slide 41 - Open vraag

Pitfalls
They're / There / Their
Where / Were / We're
Your / You're
Its / It's 
Than / Then
Too / to
Whose/ Who's

Slide 42 - Tekstslide

Homework
***Study for the test***

Slide 43 - Tekstslide