H6.2 23-02-2024

Programma
  • Terugblik op de vorige les / recap afschrijvingskosten

  • Uitleg paragraaf 6.2
  • 10 minuten in stilte aan het werk

  • Aan het werk (keuze) 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Terugblik op de vorige les / recap afschrijvingskosten

  • Uitleg paragraaf 6.2
  • 10 minuten in stilte aan het werk

  • Aan het werk (keuze) 

Slide 1 - Tekstslide

Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap 
Loon
Winst
Afschrijving, Rente
Pacht

Slide 2 - Sleepvraag

Vraag 12
45.000 : 100 = 450 
450 x 80 = 36.000 euro 

36.000 : 5 jaar = 7.200 euro 
45.000 - 7.200 = 37.800 euro 
Vraag 13
a.
275.000 - 80.000 = 195.000 euro 
195.000 : 6 = 32.500 euro 
b. 
275.000 - 20.000 = 255.000 euro 
255.000 : 8 = 31.875 euro 

RECAP: Maak vraag 12 en 13

Slide 3 - Tekstslide

Henk heeft een wasmachine van €1500. Bij het aanschaffen van een volgende wasmachine verwacht hij een inruilwaarde van €300.
Henk besluit om jaarlijks €150 af te schrijven. Na hoeveel jaar kan/moet hij een nieuwe wasmachine aanschaffen?
A
10
B
8
C
12
D
14

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen van vandaag
  • Aan het einde van deze les kan je de brutowinst en de nettowinst berekenen 
  • Aan het einde van deze les weet je het verschil tussen de verkoopprijs en de consumentenprijs 
  • Aan het einde van deze les ken je de btw-tarieven en je kunt hiermee rekenen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kun je 
de winst berekenen?
Omzet
Het aantal producten dat is verkocht X de verkoopprijs. Hoeveel geld er dus is binnen gekomen? Oftewel: Afzet X de verkoopprijs
Inkoopwaarde
Voor hoeveel zijn de producten ingekocht, voordat de winkel ze heeft verkocht aan de klanten.
Afzet
Hoeveel producten er zijn verkocht.

Brutowinst
De brutowinst kun je berekenen door de omzet - inkoopwaarde te doen. 
Verkoopprijs
Voor hoeveel geld worden de producten verkocht zonder btw?
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge. 
Nettowinst
De nettowinst kun je berekenen door brutowinst - alle overige kosten te doen. 

Tweede optie om dit te berekenen: omzet - inkoopkosten - alle overige kosten
De pindakaaswinkel verkoopt per dag 100 potjes pindakaas. Deze kosten €5 exclusief btw. De inkoopprijs is €1. De overige kosten zijn €2 per potje. 
Consumentenprijs
Voor hoeveel geld worden de producten verkocht aan de consument?
Consumentenprijs= verkoopprijs + btw. 
Wat doen we met de btw?
De btw moet een bedrijf afdragen aan de belastingdienst. We tellen de btw dus nooit mee in de omzet, verkoopprijs, inkoopwaarde, brutowinst of nettowinst. Deze bedragen zijn dus altijd zonder btw. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke kosten heeft 
een bedrijf?
  • loon van personeel
  • huur
  • reclamekosten 
  • rentekosten
  • afschrijvingen

Slide 7 - Tekstslide

Brutowinstmarge 
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge 

Voorbeeld
De inkoopprijs is €200. De brutowinstmarge is 10% van de inkoopprijs. 

Wat is de verkoopprijs?
Uitwerking stap 1
Brutowinstmargo is 10% van €200. 
€200 : 100% X 10%  €20
Uitwerking stap 2
Inkoopwaarde + Brutowinstmarge = Verkoopprijs 
€200 + €20 = €220

Slide 8 - Tekstslide

Wat is btw?



Consumentenprijs is inclusief BTW.
Verkoopprijs is exclusief BTW


Belasting toegevoegde waarde
De belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten.

Alleen de eindgebruiker moet in Nederland btw betalen. Eigenaren van een bedrijf zijn dus vrijgesteld van btw. 
De winkeliers geeft de btw aan de overheid
De winkeliers verdienen er dus niks op. Daarom hebben we net bij de winstberekeningen de verkoopprijs (zonder btw) gebruikt).
Consumentenprijs
De consumentenprijs kun je berekenen door bij de verkoopprijs btw op te tellen. 

Consumentenprijs: verkoopprijs + btw

Slide 9 - Tekstslide

Tarieven btw
  • Op de meeste producten geldt een btw van 21%
  • Op levensmiddelen en sommige diensten, zoals de kapper, geldt een BTW van 9%
  • Een beperkt aantal producten is vrijgesteld van btw. Hiervoor geldt een tarief van 0%.

Goed om te weten: 
Bedragen zonder btw: 100% 
Bedragen met btw: 100% + btw% 


Voorbeeld bedrag met 21% btw
Als je een bedrag met 21% btw hebt dan ziet dit er als volgt uit: 
100% + 21% = 121% 

Stel een product kost 242 euro inclusief 21% btw. 
Hoeveel is dan de btw in euro? 

242 : 121 = 2 euro 
2 x 21 = 42 euro (bedrag btw)

Wat is hier zo bijzonder aan? Normaal deel je een getal door 100 om 1% te krijgen. Nu deel je door 121 om 1% te krijgen. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De consumentenprijs van een bank is €484 Hoeveel is de verkoopprijs als je uitgaat van een btw-tarief van 21%?

Slide 12 - Open vraag

Berekening
De consumentenprijs is €484

De BTW is €484 : %121 = €4
4 X 100% = €400

Verkoopprijs + BTW = Consumentenprijs 
€400 + €84 = €484
Verkoopprijs is prijs zonder btw: €400 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 
Maken: 2 t/m 11 (H6.2). 
 
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting
Maak samenvatting van hfst 6.1 en 6.2

Slide 18 - Tekstslide