Herhalen Mh1a H4

Herhalen Mh1a H4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhalen Mh1a H4

Slide 1 - Tekstslide

4.1

Slide 2 - Tekstslide

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 3 - Tekstslide

Verval Romeinse Rijk
  • Volksverhuizingen bedreigen de grenzen
  • Romeinse leger was zwak 
  • Romeins rijk wordt in tweeen gesplitst.
  • Plunderingen van verschillende volkeren
  • West-Romeinse rijk houdt op met bestaan

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk de video
Voor kennen en kunnen lijstje: het Frankische rijk: 1 en 2

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

West Europa
  • Wegen verdwijnen
  • Steden verdwijnen (geen handel of geld meer) 
  • Boeren zoeken bescherming bij een Heer, hierdoor ontstaan ministaatjes
  • Hierdoor veel burgeroorlogen en reizen was veel te gevaarlijk. 

Slide 7 - Tekstslide


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Bestuur
2,3

Slide 8 - Tekstslide

uitleg
Bestuur
2,3

Slide 9 - Tekstslide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...
verdeeldheid en onveiligheid
1,2

Slide 10 - Tekstslide


Ridders en kastelen

  • Ridders waren strijders te paard die vochten voor een heer
  • In ruil daarvoor kreeg hij een paard, de wapenuitrusting en een kasteel
  • In naam van de heer sprak hij soms ook recht in zijn gebied.
  • Ridders woonden in kastelen, maar dat waren in het begin vaak houten boerderijen, die pas later van steen werden.
  • De meeste kastelen die er nu nog staan zijn van na het jaar 1000
ridders
1,2

Slide 11 - Tekstslide

4.2

Slide 12 - Tekstslide

Verspreiding christendom
  • Na de val van het West-Romeinse rijk kreeg het christendom het moeilijk. De meeste Germanen geloofden in meerdere goden.(heidenen)

  • Om het christendom te verspreiden trokken monniken rond om mensen te bekeren tot het christendom. Deze monniken werden ook wel missionarissen genoemd.
Verspreiding van het Christendom
1,3

Slide 13 - Tekstslide

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.
Verspreiding van het Christendom
1,2

Slide 14 - Tekstslide

Oude gebruiken, nieuw geloof
Christelijke priesters bedachten iets om de Germanen christelijke te maken. Zij combineerde Germaanse gebruiken met christelijke feesten.

Voorbeeld: De Germanen maakten licht en versierden dennenbomen om te zorgen dat de lente terugkwam. De christelijke kerk maakte hier het kerstfeest van.
Christelijk Europa
3

Slide 15 - Tekstslide


Paleizen...

Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes.


  • De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.

  • De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en woonden in enorme paleizen, vol luxe.
Invloedrijke geestelijken
1

Slide 16 - Tekstslide


...en kloosters



  • Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.

  • Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.

Invloedrijke geestelijken
3

Slide 17 - Tekstslide


Leven in een klooster

Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen


  • In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
  • Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.




Invloedrijke geestelijken
3

Slide 18 - Tekstslide




  • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven. 
  • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

Slide 19 - Tekstslide

Video
Echt monnikenwerk!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

4.3

Slide 22 - Tekstslide

Hofstelsel 
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een (vroon)hof, de grote boerderij van de heer in het dorp
Leven op een domein
1,2

Slide 23 - Tekstslide

Het dagelijks leven
  • In de tijd van monniken en ridders had Europa een landbouwsamenleving.

  • De meeste mensen waren horige boeren. Dit betekent dat de boeren niet vrij waren, maar het waren ook geen slaven. Ze moesten werken op het domein van hun heer.
Halfvrij
1,2,3

Slide 24 - Tekstslide

Het hofstelsel
  • De boeren moesten een deel van de tijd werken op het land van de heer of andere klusjes doen voor de heer. Deze klusjes werden ook wel herendiensten genoemd.

  • De boeren produceerden hun eigen voedsel. Een deel van hun opbrengst moesten zij afstaan aan de heer als een soort van belasting.
Leven op een domein
3
Halfvrij
3

Slide 25 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
Meestal moesten de vrije boeren ook pacht betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 26 - Tekstslide

Waarom wonen op een domein?
  • De boeren waren niet vrij en moesten verschillende klusjes doen voor de heer. Waarom koos een boer er dan toch voor om te gaan wonen en werken op een domein?

  • De tijd van monniken en ridders was een tijd waarin het erg onveilig was. Als ruil voor het doen van al die klusjes voor de heer beschermde de heer de boeren van bijvoorbeeld roversbendes.
Halfvrij
2

Slide 27 - Tekstslide

Het hofstelsel:
Heer:
Horige

Slide 28 - Tekstslide

Veel plichten,
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.
Halfvrij
3

Slide 29 - Tekstslide

Drie standen
De eerste stand:
De geestelijken. Zij zorgden voor alles wat met geloof te maken had.
De tweede stand:
De adel. Zij bestuurden het land, verzorgden de rechtspraak en verdedigden het land als er oorlog was. 
De derde stand:
De rest van de bevolking. Zij zorgden voor het voedsel.
In de Middeleeuwse standenmaatschappij hadden de eerste en de tweede stand alle rechten, en de derde stand vrijwel alle plichten (zoals het betalen van belasting).

Aan deze verdeling werd niet getwijfeld: God heeft het zo gewild.
Klik op de afbeelding

!
3 sociale groepen
1,2,3

Slide 30 - Tekstslide

Maak de goede combinaties
Het rijk van de Franken, een Germaans volk.
Systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermde in ruil voor pacht en herendiensten.
Werkzaamheden die de horigen moesten doen voor de heer.
Gebied waar 1 heer de baas was. Het bestond uit de hoeve van de heer, de boerderijen en het land dat de horigen bewerkten.
De leenheer leende zijn land uit aan leenmannen in ruil voor belastinggeld
het hofstelsel
Herendiensten
Domein
Frankische rijk
Leenstelsel

Slide 31 - Sleepvraag

4.4

Slide 32 - Tekstslide

Het ontstaan van de islam
  • Mohammed Arabische handelaar  in Mekka.
  • Kreeg volgens hem een openbaring van God.
  • Nieuwe godsdienst de islam
  • Volgelingen islamieten genoemd
  • Koran heilige boek islam 
  • Mohammed belangrijkste profeet
Ontstaan van de islam
1,2

Slide 33 - Tekstslide

Het ontstaan van de islam
  • Bewoners Mekka geloofden in meer goden.
  • Mohammed had veel tegenstand, verhuisde naar Medina 
  • Begin Islamitische jaartelling (622)
  • Medina vestiging islamitische staat
  • Veroverde Saoedi Arabië
  • Mohammed politiek en godsdienstig leider
Ontstaan van de islam
3,4

Slide 34 - Tekstslide

Overeenkomsten met christendom, jodendom en islam
  • Geloven allemaal in één God
  • Heilig boeken Jodendom, christendom en islam schrijven over Abraham. 
  • Christendom en islam schrijven beide over Jezus.

Slide 35 - Tekstslide

Verschil christendom en islam
  • Christenen geloven dat Jezus de zoon van God is.
  • Moslims zien Jezus als een profeet 

Slide 36 - Tekstslide