Bijles Thema 4 Herhaling basisstof 1 t/m 4

Bijles
2 MAVO
Herhaling Thema 4 Basisstof 1 t/m 4

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bijles
2 MAVO
Herhaling Thema 4 Basisstof 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Zijn er nu al vragen?
Quiz
Wat vond jij moeilijk?
Herhaling van die onderwerpen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn primaire geslachtskenmerken? (definitie)

Slide 3 - Woordweb

Noem drie voorbeelden van primaire geslachtskenmerken.

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn secundaire geslachtskenmerken? (definitie)

Slide 5 - Woordweb

Noem 4 voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken.

Slide 6 - Open vraag

In de puberteit wordt je vaak voor het eerst verlief. Dit is een voorbeeld van:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociale ontwikkeling

Slide 7 - Quizvraag

In de puberteit wordt je vaak voor het eerst verlief. Dit is een voorbeeld van:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociale ontwikkeling

Slide 8 - Quizvraag

Waar worden de zaadcellen gemaakt?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Penis
D
Prostaat

Slide 9 - Quizvraag

Waaruit bestaat sperma?

Slide 10 - Open vraag

Baarmoeder
Eierstok
Vagina
Clitoris
Plaats waar het embryo groeit
Hier rijpen de eicellen
Verbinding naar de buitenwereld
Meest gevoelige deel

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe vaak komt er bij een vrouw een eicel vrij?
A
Om de week
B
Om de 14 dagen
C
1 keer per 28 dagen
D
1 keer per jaar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor ovulatie?

Slide 13 - Open vraag

Waar heb je een vraag over?

Slide 14 - Woordweb

Geslachts-kenmerken
Kenmerken waaraan je het geslacht kunt herkennen.

- primaire geslachtskenmerken
- secundaire geslachtskenmerken

Slide 15 - Tekstslide

Primaire geslachtskenmerken
Bij een jongetje
- penis en balzak

Bij een meisje
- vulva (schaamlippen en opening van de vagina)

Intersekse (m/v)
Bij de geboorte

Slide 16 - Tekstslide

Voortplantings-
stelsel vrouw
eicellen
geslachtscellen
in eierstokken

eisprong/ovulatie

Slide 17 - Tekstslide

Kan twee á drie dagen duren.

Soms een week
Eens in de 28 dagen
Eerste menstuatie
tussen 
10 en 16 jaar

Slide 18 - Tekstslide

De menstruatiecyclus

Slide 19 - Tekstslide

nr. 2
is
A
eierstok
B
urineblaas
C
zaadleider
D
eileider

Slide 20 - Quizvraag


nr. 5
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 21 - Quizvraag

Worden eicellen gemaakt in de eierleiders of in de eierstok?

A
eierleiders
B
eierstok

Slide 22 - Quizvraag

Bevruchting vindt plaats in de..
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 23 - Quizvraag

Voortplantingsstelsel man

Slide 24 - Tekstslide

Zaadlozing

Slide 25 - Tekstslide

Erectie
(een stijve)

Slide 26 - Tekstslide

Sperma
Bestaat uit:
  • zaadcellen (100-400M)
  • voedingsstoffen
  • vocht uit zaadblaasjes en prostaat

Slide 27 - Tekstslide

sperma
zaadcel

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

wat is de juiste volgorde die de zaadcellen volgt?
A
teelbal, bijbal zaadleider
B
bijbal, zaadleider
C
zaadleider, teelbal, bijbal
D
teelbal, zaadleider, bijbal

Slide 30 - Quizvraag

Bs. 4

Slide 31 - Tekstslide

Orgasme bij een vrouw
Door te wrijven over de clitoris kan een vrouw een orgasme krijgen.

Een ander woord voor orgasme is klaarkomen. 
Masturberen
Zelfbevrediging
Vingeren

Slide 32 - Tekstslide

Seksualiteit
gedachten, gevoelens en handelingen die te maken hebben met lustbeleving, intimiteit en voorplanting

Slide 33 - Tekstslide

lustbeleving
  • vrijen/geslachtgemeenschap/seks
  • pornografie = seksueel opgewonden raken van foto's en films ( - de meeste porno geeft geen goed beeld )
  • prostituee= heeft tegen betaling seks met een klant

Slide 34 - Tekstslide

LHBTIQAPC
Lesbisch: Een vrouw die zich emotioneel/fysiek aangetrokken voelt tot vrouwen
Homoseksueel: Een man die zich emotioneel/fysiek aangetrokken voelt tot mannen
Biseksueel: Een man of vrouw die zich zowel emotioneel als fysiek aangetrokken voelt tot mannen als vrouwen
Transgender: parapluterm voor mensen die zich niet identificeren met het bij geboorte toegekende geslacht
Intersekse conditie: een parapluterm voor aangeboren condities waarbij het geslacht verschilt van wat medici als norm beschouwen voor mannen- en vrouwenlichamen. Er zijn veel verschillende intersekse-condities
Queer: Mensen die hun seksuele voorkeur liever niet in een hokje plaatsen. Iemand die queer is wil zich dus liever niet identificeren als lesbisch, hetero, biseksueel of panseksueel
Aseksueel: Mensen die zich niet seksueel aangetrokken voelen tot anderen
Panseksueel: Mensen die zich aangetrokken voelen tot alle genderidentiteiten en biologische geslachten. Ze vallen dus niet op geslacht, maar op het karakter of de persoonlijkheid van de ander
Cisgender: Mensen bij wie het geboortegeslacht overeenkomt met de ervaren genderidentiteit

Slide 35 - Tekstslide

seksuele voorkeur


heteroseksueel
homoseksueel
biseksueel
LHBTIQAPC
----------------------------------------
transgender
transeksueel
travestiet
androgyn

Slide 36 - Tekstslide

gender en geslacht

Slide 37 - Tekstslide

Intimiteit en ongewenste intimiteit

Slide 38 - Tekstslide

Het deel van de penis en van de clitoris dat gevoelig is voor seksuele prikkels, is de ...
Door seksuele prikkels kan iemand een lekker gevoel krijgen. Dit heet klaarkomen of een ...
Als iemand er zelf voor zorgt dat hij klaarkomt, heet dit zelfbevrediging of ...
Lustbeleving, intimiteit en voortplanting zijn functies die horen bij ...
Foto’s, films of teksten met het doel iemand seksueel te prikkelen, noem je ...
Sleep de juiste woorden in.
porno
orgasme
eikel
masturbatie
seksualiteit

Slide 39 - Sleepvraag

Welke bewering over gender is juist?
A
Gender bestaat uit eigenschappen en gedragingen.
B
Gender geeft aan wat je seksuele oriëntatie is.
C
Gender is hetzelfde als het geslacht dat je hebt.

Slide 40 - Quizvraag

Manieren om wensen en grenzen aan te geven
  • Praat met elkaar over wat je wel en niet wilt
  • Laat zonder woorden merken wat je wel of niet wilt. Door bv iemands hand te sturen.
  • Zeg het duidelijk als je iets niet wilt. "Ik vind dit niet fijn".
  • Zeg erbij wat de ander moet doen. "Ik wil dat je hiermee stopt".

Slide 41 - Tekstslide

op beide geslachten
op het andere geslacht
op hetzelfde geslacht
op mensen
op niemand
Je seksuele oriëntatie zegt iets over op wie je verliefd kunt worden.

Kies de juiste naam bij elke groep.
biseksueel
panseksueel
homoseksueel
heteroseksueel
aseksueel

Slide 42 - Sleepvraag