Uiteenzetting les 3: Van Bouwplan naar Tekst

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 3
Jaar 2
P4 2023-2024
Zitten volgens de plattegrond

timer
10:00
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 3
Jaar 2
P4 2023-2024
Zitten volgens de plattegrond

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

terugblik
...je hebt geleerd hoe je een tekst opbouwt volgens verschillende tekststructuren.
...je hebt geleerd hoe je een bouwplan invult.

Slide 2 - Tekstslide

vooruitblik

...aan het einde van de les kan je tekststructuren herkennen en benoemen.
...aan het einde van de les weet je hoe je van je bouwplan een tekst maakt.
(fase 3: schrijven)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

 4 tekststructuren bij een uiteenzetting

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
2. Vraag-antwoord structuur
3. Probleem-oplossingsstructuur
4. Vroeger-nu-toekomst

Slide 7 - Tekstslide

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Inleiding       Noemen verschijnsel
Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen
Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 8 - Tekstslide

2. Vraag-antwoord structuur
Inleiding       Hoofdvraag stellen
Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3
Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 9 - Tekstslide

3. Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding      Probleem introduceren
Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg
Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 10 - Tekstslide

4. Vroeger-nu-toekomst
Inleiding     Onderwerp aankondigen
Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
Slot               Conclusie

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides

slide 12 t/m 51

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Ontstaan van een regenboog

A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 13 - Quizvraag

In wat voor tekststructuur vinden we in het middenstuk:

kenmerken, oorzaken en gevolgen?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke tekststructuur kun je deze vraag stellen:
"Wat zijn de gevolgen?"
A
vroeger-nu-toekomst
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Gameverslaving bij jongeren
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 16 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

De geschiedenis van de fiets
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 17 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Dopinggebruik bij topsporters
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

De werking van je hersenen
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 19 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Lage testcapaciteit van de GGD voor corona
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 20 - Quizvraag

Oefenen met: Tekststructuren
Lees/bekijk de teksten op de volgende slides en beantwoord de vragen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Dit is een...
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 24 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Welke deelonderwerpen komen aan bod?

Slide 25 - Open vraag

Bij welke deelonderwerpen wordt verwezen naar bronnen?

Slide 26 - Open vraag

Hoe kun je zien dat er wordt verwezen naar bronnen?
A
De rode woorden linken door naar wetenschappelijke artikelen
B
In de tekst wordt verwezen naar onderzoeken die gedaan zijn

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Link

De titel van deze tekst is 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 29 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Link

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 32 - Quizvraag

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke 3 oorzaken worden genoemd in de tekst?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Link

De titel van deze tekst is 'Kunnen we hopen op een mooie nazomer of niet? Dit leert het verleden ons'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link

De titel van deze tekst is 'Frankrijk noemt negentien regio's 'rode zone', mogelijk strenger reisadvies'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 37 - Quizvraag

De vaste tekststructuur voor probleem-oplossing is:
Inleiding 1. Probleem introduceren
Kern 2. Waarom is het een probleem
3. Oorzaak
4. Gevolg
Slot 5. Mogelijke oplossingen
Vul 1 t/m 5 in voor deze tekst

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Link

De titel van deze tekst is 'Zo kwam de sleurhut naar Nederland'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 40 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Link

De titel van deze tekst is 'Kun je regenwater drinken?'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 43 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'

Welke deelonderwerpen komen aan bod?

Slide 44 - Open vraag

Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'

Wat is, na het lezen van deze tekst, jouw antwoord op deze vraag?

Slide 45 - Open vraag

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Na laten denken
D
Amuseren

Slide 46 - Quizvraag

In een uiteenzetting komen nooit meningen voor:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quizvraag

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 48 - Quizvraag

Lesdoel behaald?
Ik weet welke tekststructuren voorkomen bij een uiteenzetting
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quizvraag

Lesdoel behaald?
Ik kan de tekststructuren herkennen en benoemen
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quizvraag