Slot Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag
uit inleiding
Slide 9 - Tekstslide
3. Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding Probleem introduceren Kern Waarom is het een probleem Oorzaak Gevolg Slot Mogelijke oplossingen
Slide 10 - Tekstslide
4. Vroeger-nu-toekomst
Inleiding Onderwerp aankondigen
Kern Vroeger
Nu
Toekomst Slot Conclusie
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides
slide 12 t/m 51
Slide 12 - Tekstslide
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Ontstaan van een regenboog
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 13 - Quizvraag
In wat voor tekststructuur vinden we in het middenstuk:
kenmerken, oorzaken en gevolgen?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 14 - Quizvraag
Bij welke tekststructuur kun je deze vraag stellen: "Wat zijn de gevolgen?"
A
vroeger-nu-toekomst
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
Slide 15 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Gameverslaving bij jongeren
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 16 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
De geschiedenis van de fiets
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 17 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Dopinggebruik bij topsporters
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 18 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
De werking van je hersenen
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 19 - Quizvraag
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Lage testcapaciteit van de GGD voor corona
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 20 - Quizvraag
Oefenen met: Tekststructuren
Lees/bekijk de teksten op de volgende slides en beantwoord de vragen
Slide 21 - Tekstslide
https:
Slide 22 - Link
Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'
Dit is een...
A
betoog
B
uiteenzetting
Slide 23 - Quizvraag
Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'
Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief
Slide 24 - Quizvraag
Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'
Welke deelonderwerpen komen aan bod?
Slide 25 - Open vraag
Bij welke deelonderwerpen wordt verwezen naar bronnen?
Slide 26 - Open vraag
Hoe kun je zien dat er wordt verwezen naar bronnen?
A
De rode woorden linken door naar wetenschappelijke artikelen
B
In de tekst wordt verwezen naar onderzoeken die gedaan zijn
Slide 27 - Quizvraag
https:
Slide 28 - Link
De titel van deze tekst is 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 29 - Quizvraag
Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'
Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen
Slide 30 - Quizvraag
https:
Slide 31 - Link
De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 32 - Quizvraag
De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'
Welke 3 oorzaken worden genoemd in de tekst?
Slide 33 - Open vraag
https:
Slide 34 - Link
De titel van deze tekst is 'Kunnen we hopen op een mooie nazomer of niet? Dit leert het verleden ons'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 35 - Quizvraag
https:
Slide 36 - Link
De titel van deze tekst is 'Frankrijk noemt negentien regio's 'rode zone', mogelijk strenger reisadvies'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 37 - Quizvraag
De vaste tekststructuur voor probleem-oplossing is: Inleiding 1. Probleem introduceren Kern 2. Waarom is het een probleem 3. Oorzaak 4. Gevolg Slot 5. Mogelijke oplossingen Vul 1 t/m 5 in voor deze tekst
Slide 38 - Open vraag
https:
Slide 39 - Link
De titel van deze tekst is 'Zo kwam de sleurhut naar Nederland'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 40 - Quizvraag
Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'
Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen
Slide 41 - Quizvraag
https:
Slide 42 - Link
De titel van deze tekst is 'Kun je regenwater drinken?'
Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst
Slide 43 - Quizvraag
Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'
Welke deelonderwerpen komen aan bod?
Slide 44 - Open vraag
Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'
Wat is, na het lezen van deze tekst, jouw antwoord op deze vraag?
Slide 45 - Open vraag
Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Na laten denken
D
Amuseren
Slide 46 - Quizvraag
In een uiteenzetting komen nooit meningen voor:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 47 - Quizvraag
Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend
Slide 48 - Quizvraag
Lesdoel behaald? Ik weet welke tekststructuren voorkomen bij een uiteenzetting
A
Ja
B
Nee
Slide 49 - Quizvraag
Lesdoel behaald? Ik kan de tekststructuren herkennen en benoemen