In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat roept pijn bij jou op?
Slide 2 - Woordweb
Definitie pijn:
Mc Caffery:
Pijn is wat een patiënt zegt dat het is en treedt op wanneer de patiënt zegt dat het optreedt.
Slide 3 - Tekstslide
pijn is:
een waarschuwingssignaal van het lichaam
Slide 4 - Tekstslide
"een onplezierige sensorische en/of emotionele ervaring die in verband wordt gebracht met actuele of potentiele weefselbeschadiging" is de definite van pijn volgens:
A
Loeser, amerikaanse pijnspecialist
B
McCaffery
C
Erik Scherder
D
IASP
(International Association for the Study of Pain)
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent nociceptie?
A
vermogen om weefselbeschadiging of dreigende weefselbeschadiging waar te nemen
B
zenuwpijn
C
acute pijn
D
chronische pijn
Slide 6 - Quizvraag
Waardoor wordt nociceptieve pijn veroorzaakt?
A
weefselbeschadiging in de huid
B
weefselbeschadiging in het bindweefsel organen
C
weefselbeschadiging in het bot
D
alle drie de antwoorden zijn correct
Slide 7 - Quizvraag
pijnmodel Loeser
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
viscerale pijn wordt aangeduid als pijn afkomstig uit:
A
huid-, bindweefsel-, of botbeschadiging
B
organen
C
ons voedsel
D
omgeving
Slide 10 - Quizvraag
somatische pijn typeert zich als:
A
scherp, stekend, kloppend
B
borend, drukkkend, krampend
C
langdurig
D
hoofdpijn
Slide 11 - Quizvraag
wat wordt bedoeld met neuropatische pijn?
Slide 12 - Open vraag
neuropatische pijn wordt ervaren als:
A
scherp, stekend, kloppend
B
brandend, schietend of stekend
C
borend, durkkend of krampend
Slide 13 - Quizvraag
Behandeling van pijn:
in kaart brengen of het gaat om:
1. nociceptieve pijn
2. neuropatische pijn
3. combinatie van beiden
Slide 14 - Tekstslide
welk woord (A,B of C is passend op de stippellijntjes?)
pijnmedicatie heeft invloed op ............ ,
A
pijnzintuig
B
tastzintuig
C
neurotransmitters
Slide 15 - Quizvraag
Pijnbeleving/pijnervaring kan bij een zorgvrager op verschillende wijze in kaart gebracht worden/vastgesteld worden,
Hoe wordt de score volgens het plaatje genoemd?
A
VAS: Visuele Analoge Schaal
B
NRS: Numeric Rating Sale
C
VRS: Verbal Rating Scale
Slide 16 - Quizvraag
Pijnbeleving/pijnervaring kan bij een zorgvrager op verschillende wijze in kaart gebracht worden/vastgesteld worden, het plaatje geeft weer:
Hoe wordt de score volgens het plaatje genoemd?
A
VAS: Visuele Analoge Schaal
B
NRS: Numeric Rating Sale
C
VRS: Verbal Rating Scale
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Welk meetinstrument is de eerste keuze bij het beoordelen van acute pijn?
A
NRS (Numeric Rating Scale)
B
VAS (Visuele Analoge Schaal)
C
VRS (Verbal Rating Scale)
Slide 19 - Quizvraag
Welk meetinstrument wordt bij een oudere zorgvrager geadvisseerd bij pijn?
A
NRS (Numeric Rating Scale)
B
VAS (Visuele Analoge Schaal)
C
VRS (Verbal Rating Scale)
Slide 20 - Quizvraag
op welke wijze kun je pijn bestrijden/behandelen?
Slide 21 - Woordweb
Wat kun je vertellen over de werking van paracetamol?
A
pijstillend
B
pijnstillend en koortsverlagend
C
pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend
Slide 22 - Quizvraag
Wat zijn bijwerkingen van opioiden?
Slide 23 - Open vraag
Bij het gebruik van opioiden word het volgend sterk ontraden:
kies het meest volledige antwoord:
A
alchohol
B
alcohol, antipsychotica
C
alchohol, antipsyhotica, angstremmende middelen
Slide 24 - Quizvraag
Waartoe kan inadequate behandeling van pijn leiden?
Slide 25 - Open vraag
Angst en stress hebben invloed op hoe iemand pijn ervaart, dit kan...
A
een positieve invloed zijn
B
een negatieve invloed zijn
C
zowel een positieve als negatieve invloed zijn
Slide 26 - Quizvraag
Observatie
ALTIS
Aard, Locatie, Tijd, Intensiteit, Samenhang
VAS
Visueel Analoge Schaal
Pijnuitingen observeren
Emotioneel, respiratoir, circulair
Pijn vermijdend gedrag observeren
Gebruik van pijnstillers
Slide 27 - Tekstslide
Pijndrempel
Voor iedereen hetzelfde
Reactie op pijn = pijntolerantie = Pijnbeleving voor iedereen anders