Werkwoordspelling voor sollicitatiebrief

Welkom bij de les werkwoordspelling voor je sollicitatiebrief!
Je loopt in vier stappen door de theorie:
1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. Engelse werkwoorden
Na elk stukje theorie volgen er een paar oefenvragen waarmee je kan testen of je alles hebt begrepen. Succes!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij de les werkwoordspelling voor je sollicitatiebrief!
Je loopt in vier stappen door de theorie:
1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. Engelse werkwoorden
Na elk stukje theorie volgen er een paar oefenvragen waarmee je kan testen of je alles hebt begrepen. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en . De aangepaste stam van het werkwoord is de ik-vorm. Die gebruik je om de persoonsvorm enkelvoud in de tegenwoordige tijd te maken: aangepaste stam (ik-vorm) + t , behalve als ik het onderwerp is of het onderwerp je (jij) erachter staat.

Voor het meervoud gebruik je het hele werkwoord.


verhuizen: ik verhuis, verhuis jij?, jij verhuis t , je ouders verhuiz en
worden: ik word steeds sterker, word jij steeds sterker?, het plan word t steeds sterker, zij word en steeds sterker
Als de stam van het woord eindigt op een t, dan hoef je er geen extra t achter te zetten bij de jij-vorm en de hij-vorm. Maar als de stam eindigt op een d, dan zet je er wel een t achter.
rusten: ik rust, hij rust
worden: ik word, hij word t



Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Voorbeeld van vervoegingen in de tegenwoordige tijd:
werken: ik werk, werk jij? jij werkt, zij werkt. Wij werken.
Verhuizen: ik verhuis, jij verhuist, verhuis jij? Hij verhuist, jullie verhuizen.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Het gaat vaak mis wanneer de stam van een werkwoord eindigt op een D, bijvoorbeeld bij worden, vinden, houden.
Als handige truc kan je het werkwoord in de tegenwoordige tijd even vervangen door het werkwoord 'lopen'. 
Bijvoorbeeld: jij vindt - jij loopt. Je hoort een T, dus je schrijft ook een T. Houd jij? - Loop jij? Je hoort geen T, dus die schrijf je ook niet.

Slide 4 - Tekstslide

Als je het werkwoord 'vinden' vervangt door 'lopen', hoe spel je dan de vervoeging van 'vinden' in "Hij ....".
A
Hij vind
B
Hij vindt

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je 'Jij ...(worden) later programmeur.
A
Jij word
B
Jij wordt

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Vind jij dit moeilijk?
B
Vindt jij dit moeilijk?

Slide 7 - Quizvraag

Verleden tijd
Voor de verleden tijd kijk je of je een sterk (onregelmatig) of een zwak werkwoord hebt. Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd: zwemmen, ik zwom.
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: remmen, ik remde.

Slide 8 - Tekstslide

Verleden tijd
Sterke werkwoorden in de verleden tijd gebruiken voor de vervoeging in het enkelvoud alleen de veranderde stam, voor het meervoud die stam + -en. Bijvoorbeeld: zingen: 
ik, jij, hij zong, wij, jullie, zij zongen.
Bij zwakke werkwoorden is de uitgang achter de stam voor het enkelvoud -te of -de, en voor het meervoud - ten of - den.

Slide 9 - Tekstslide

Verleden tijd
Hoe weet je nu welke uitgang je moet gebruiken bij de zwakke werkwoorden? Heel simpel: je gebruikt het sexy fokschaap.

Slide 10 - Tekstslide

Verleden tijd
Haal de -en af van het hele werkwoord. Zit de laatste letter van deze stam in het sexy fokschaap? Dan gebruik je -te of -ten. Zit de letter er niet in? Dan gebruik je -de of - den.

Slide 11 - Tekstslide

Let op: je moet de laatste letter van de stam van het hele werkwoord gebruiken! Ook al verandert deze bij het vervoegen. Dus bij het werkwoord 'verven' is de verleden tijd enkelvoud:
A
ik verfde
B
ik verfte

Slide 12 - Quizvraag

Verleden tijd
Je gebruikt bij de 'fokschaap'-regel altijd het hele werkwoord, ook al verandert de laatste letter van de stam tijdens het vervoegen. Dus bij reizen ga je uit van de z, al schrijf je: ik reisde.

Slide 13 - Tekstslide

Jayden (blozen) vroeger altijd als je hem een compliment gaf.
A
bloosde
B
blooste

Slide 14 - Quizvraag

Wat de klanten hem tijdens zijn vorige baan ook (vragen), hij (glimlachen) altijd.
A
vraagden, glimlachde
B
vroegen, glimlachde
C
vraagden, glimlachte
D
vroegen, glimlachte

Slide 15 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Bij sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord meestal op -en. Bij zwakke woorden eindigt het voltooid deelwoord op -t of -d. Er staat meestal ge- voor. 
Voorbeeld sterk werkwoord: schrijven, wij hebben geschreven.
Voorbeeld zwak werkwoord: gebruiken, wij hebben gebruikt.


Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het is heel simpel om te weten of je een -d of een -t schrijft bij het voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden: je gebruikt opnieuw het sexy fokschaap!

Slide 17 - Tekstslide

Pas 'het sexy fokschaap' toe en kijk hoe je het voltooid deelwoord schrijft van 'bestellen'
A
besteld
B
bestelt

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb dit aan drie werkgevers (vragen) en ze hebben allemaal een positief antwoord (geven)
A
gevraagd, gegeefd
B
gevraagd, gegeven
C
gevraagt, gegeeft
D
gevraagt, gegeven

Slide 19 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden die je in het Nederlands gebruikt moet je behandelen als een Nederlandse werkwoorden. Het enige verschil is dat je soms te maken hebt met de 'stomme -e', bijvoorbeeld bij saven, managen. Wanneer het werkwoord in het Engels bij de ik-vorm eindigt op deze stomme -e, blijf je deze letter in het Nederlands schrijven. Dus: ik manage, hij managet. Ik save, hij savet.

Slide 20 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je op de Nederlandse manier. 
Je past zelfs het sexy fokschaap toe! 
Managen: ik heb gemanaged. 
Matchen: ik heb gematcht.
Copy-pasten: ik heb gecopy-pastet.
Downloaden: ik heb gedownload.

Slide 21 - Tekstslide

Ik heb hem direct (e-mailen)
A
ge-e-maild
B
ge-e-mailed
C
ge-e-mailt
D
ge-e-mailet

Slide 22 - Quizvraag

Mijn medewerker (updaten) ieder week de computers.
A
updat
B
update
C
updatet
D
updadt

Slide 23 - Quizvraag

Gelukkig had ik mijn werkstuk (saven)
A
gesafet
B
gesavet
C
gesaved
D
gesavd

Slide 24 - Quizvraag

Einde
Je hebt nu de extra les werkwoordspelling afgerond en bent klaar voor het schrijven van je solliciatiebrief. Ga verder met de wikiwijs!

Slide 25 - Tekstslide