Hoe herken je het verband?
1. Tegenstellend
2. Chronologisch (op volgorde in de tijd)
Signaalwoorden
1. Maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant...aan de andere kant.
2. Vroeger, later, nu, eerst, daarna vervolgens, uiteindelijk, nadat, terwijl, dadelijk, intussen