KWT H3, H6, H9

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe lang is de periode in deze grafiek?
A
8 seconden
B
6 seconden
C
24 seconden
D
12 seconden

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het maximum van deze grafiek?
A
8 meter
B
6 meter
C
-2 meter
D
-4 meter

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het minimum van deze grafiek?
A
8 meter
B
6 meter
C
-2 meter
D
-4 meter

Slide 4 - Quizvraag

Welke vorm heeft de grafiek?
A
Dal parabool
B
Berg parabool

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de formule naar de juiste parabool

Slide 6 - Sleepvraag

Vloeiende kromme
Horizontale grafiek
Lineaire grafiek
Periodieke grafiek

Slide 7 - Sleepvraag

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H en 3t

Slide 8 - Quizvraag


Hoort deze tabel bij een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

x = -10
y = 5
y = x
y = -x

Slide 10 - Sleepvraag

Welke bewering klopt?

De grafiek ...
A
is lineair
B
stijgt eerst en daalt daarna
C
stijgt steeds sneller
D
stijgt steeds langzamer

Slide 11 - Quizvraag

H = 150 + 30 x t
H is de hoogte in meters
t is de tijd in uren
Wat is het begingetal
A
30 uur
B
150 uur
C
30 meter
D
150 meter

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het RC van de grafiek?
A
0
B
4
C
-1000
D
-4000

Slide 13 - Quizvraag

Huurprijs = 35 + 85 t
huurprijs is in euro's
t is de tijd in dagen
Wat is de huurprijs per dag?
A
85 euro
B
35 euro
C
120 euro
D
dat kan je niet weten

Slide 14 - Quizvraag

De grafiek van een kwadratische formule is altijd een:
A
halve parabool
B
bergparabool
C
parabool
D
dalparabool

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke van onderstaande formules horen bergparabolen?
A
n=5t+3t2
B
n=5t3t2
C
w=3,4t2250
D
w=3,4t2+250

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het woord "som"?
A
plus
B
min
C
vermenigvuldigen
D
berekenen

Slide 17 - Quizvraag

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 4 - 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 4 + 4t
B
aantal = 8 + 8t
C
aantal = 8 + 4t
D
aantal = 8 -4t

Slide 18 - Quizvraag

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide