3V | chapitre 3 | passé composé met être

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vertel hieronder hoe je hebt voorbereid voor de leestoets en wat je nog gaat doen.

Slide 3 - Open vraag

Vertel hieronder hoe je hebt gescoord voor de proeftoets van chapitre 2.

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

passé composé
(wat weet je nog?)

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Laat zien wat je weet
De volgende vragen gaan over de passé composé met avoir.
Geef het juiste antwoord.
Noteer: onderwerp + werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Tu (passer) les vacances, où?

Slide 11 - Open vraag

passé composé
(wat weet je nog?)

Slide 12 - Woordweb

Zet in de passé composé:
J'(voyager) pendant deux semaines en France.

Slide 13 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Tu (réussir) ton examen, Marc?

Slide 14 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Nous (vendre) notre maison.

Slide 15 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Hélène (faire) du basket, hier soir.

Slide 16 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Vous (être) en France, la semaine dernière?

Slide 17 - Open vraag

Zet in de passé composé:
J'(prendre) des tomates, au supermarché.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Ik heb opdracht 16a gedaan.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

passé composé
(wat weet je nog?)

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Laat zien wat je weet
De volgende vragen gaan over de passé composé met être.
Geef het juiste antwoord.
Noteer: onderwerp + werkwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Wat weet ik
van de passé
composé
met être?

Slide 25 - Woordweb

Welke zin is juist?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Ma tante a dansé toute la soirée.
B
Elle est restée toute la soirée.
C
Elle est allée à la fête.
D
La fête a été super.

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is juist?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Mes soeurs sont allés ensemble à la fête.
B
Mes frères sont allés à la fête avec Jean-Luc.
C
Mes soeurs ont attendu Émilie devant la salle.
D
Mes soeurs ont trouvées la fête super!

Slide 27 - Quizvraag

een aantal
werkwoorden
die je vervoegt
met être

Slide 28 - Woordweb

Welke zin is juist?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Mes soeurs sont allés ensemble à la fête.
B
Mes frères sont allés à la fête avec Jean-Luc.
C
Mes soeurs ont attendu Émilie devant la salle.
D
Mes soeurs ont trouvées la fête super!

Slide 29 - Quizvraag

Zet in de passé composé:
Je m'appelle Élise. Hier, je (aller)
au supermarché.

Slide 30 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Je (rester) pendant deux semaines à Paris, l'année dernière.

Slide 31 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Et mes amis, Nicole et Patrick, ils (arriver) plus tard.

Slide 32 - Open vraag

Choisis le bon verbe:
Je m'appelle Jan.
Hier ..... au parc pour jouer au foot.
A
je vais allé
B
je suis allé
C
je suis aller
D
j'ai allé

Slide 33 - Quizvraag

Choisis le bon verbe:
Mes copain et moi, nous ....... vers 14h.
A
sommes
B
sommes arrivé
C
sommes arrivés
D
allons arrivés

Slide 34 - Quizvraag

Choisis le bon verbe:
Nous .... tout l'après-midi.
A
sommes restés
B
allons restés
C
avons restés
D
restons

Slide 35 - Quizvraag

Heb je deze opdrachten foutloos gemaakt?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Wat was jouw antwoord?
  • Ja? Maak dan opdracht 17 en 18 (+ Slim Stampen D)
  • Nee? Wellicht waren het wat slordigheden. Maak de opdrachten van D allemaal en probeer nauwkeurig te werken.
  • Nee? Als je het nog niet snapt, stap dan naar jouw docent voor extra hulp.
                                                               Bonne chance!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide