lesson 9

UNIT 2 - LESSON 9
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

UNIT 2 - LESSON 9

Slide 1 - Tekstslide

Plan
  • Terugblik
  • Leerdoel
  • Instructie
  • Zelf aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Wat staat er in de toekomst op de planning?
  • hoofdstuk toets unit 2 (31 oktober)

Slide 3 - Tekstslide

ELKE VRAAG HEEFT EEN TIMER!


Je krijgt 10 sec. om een vraag te beantwoorden!

Slide 4 - Tekstslide

MAAK DE ZIN AF:
I ....... ready for the exam (not).
A
am not
B
are not
C
is not
D
have not

Slide 5 - Quizvraag

MAAK DE ZIN AF:
They .... at school (not).
A
is not
B
are not
C
am not

Slide 6 - Quizvraag

We ...... (hebben niet) a clue.
A
haven't got
B
hasn't got

Slide 7 - Quizvraag

Sophie ... (heeft) a pen.
A
has got
B
have got

Slide 8 - Quizvraag

TRANSLATE:
mededelingenbord

Slide 9 - Open vraag

TRANSLATE:
chic, deftig

Slide 10 - Open vraag

TRANSLATE:
akelig

Slide 11 - Open vraag

What's the time?

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel
  • You will learn when to to be going to in English.
  • Je gaat leren hoe je to be going to moet gebruiken in het Engels.

Slide 13 - Tekstslide

Van plan zijn: to be going to
Je gebruikt een vorm van to be (am  / are / is) + going to + hele werkwoord om aan te geven...

  • wat iemand van plan is
  • wat zeker wel gebeuren zal
VB:
I am going to put the poster on the board.
Ik ga de poster op het bord doen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin?

Slide 16 - Tekstslide

MAAK DE ZIN AF:
Donny ... be at the start-up meeting.
A
is going to
B
am going to
C
are going to
D
be going to

Slide 17 - Quizvraag

MAAK DE ZIN AF:
Darren ... take photographs of the clothes
A
are not going to
B
is not going to
C
am not going to
D
be not going to

Slide 18 - Quizvraag

MAAK DE ZIN AF:
... Donny and Jess ... be friends?
A
Are .... going to
B
Is .... going to
C
Am .... going to
D
Be .... going to

Slide 19 - Quizvraag

Data: dates
Waar let je op?
  • Je draait de dag en de maand om in het Engels!
  • De dag nummer wordt een rangtelwoord!

Voorbeeld?
  • 9 juni: June 9th
  • 5 mei: May 5th

Gebruik bladzijde 104 en 105 uit hoofdboek voor MAANDEN + RANGTELWOORDEN!

Slide 20 - Tekstslide

TRANSLATE:
8 augustus
A
August 8th
B
august 8th
C
August 8st
D
august 8st

Slide 21 - Quizvraag

TRANSLATE:
3 januari
A
January 3rd
B
january 3st
C
January 3th
D
January 3st

Slide 22 - Quizvraag

Get to work!
  • Maak de self-test van unit 2 af
  • Je werkt zelfstandig en stil!
  • Vraag? Steek je hand op.
  • Klaar? KIJK NA.

  • Alle opdrachten EN een uitdaging al af? Doe iets voor jezelf (lezen, tekenen, een ander vak, NIET OP JE MOBIEL).

Slide 23 - Tekstslide

We ..... the recipe for the cake. (not)
A
haven't got
B
have not got
C
hasn't got
D
has not got

Slide 24 - Quizvraag

They ..... a clue about the story. (not)
A
hasn't got
B
has not got
C
haven't got
D
have not got

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

EVALUATION
  • Wat ging goed?
  • Wat kan beter?

Slide 28 - Tekstslide