Semana 13

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp, la libreta (schrift), el libro (het boek)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unidad 4, Ejercicio 4 t/m 6. Ejercicio 3 uitbreiden afmaken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivos Doelen
Introductie aan Unidad 5 "Dónde vives"
Na deze les:
  1. Kan je de ww "VIVIR" gebruiken.
  2. Kan je aangeven waar je woont.
  3. Ken je de vragend voornaamwoord "DÓNDE"
  4. Ken je de voorzetsel "en" "muy" "y"



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VIVIR - LEVEN
Yo vivo
Ik leef
Tú vives
Jij leeft
Él/ella/Usted vive
Hij/zij/U leeft
Nostros/as vivimos
Wij leven
Vosotros/as vivís
Jullie leven
Ellos/ellas/Ustedes viven
Zij leven

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv

Slide 6 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord +  blijft stam
Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes

Slide 7 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord 
Presente
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv
o
es
e
imos
ís
en

Slide 8 - Tekstslide

De uitgaan van de infinitief wordt vervangen door die van de Presente (tegenwoordige tijd)
WONEN
ZE WONEN IN HET GELE HUIS

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

el verbo "vivir" (wonen, leven)
Yo                                  vivo                            Ik leef/woon
Tú                                  vives                         Jij leeft/woont
Él, ella                          vive                           Hij, zij leeft/woont
Nosotros / as           vivimos                   Wij leven/wonen
Vosotros / as           vivís                           Jullie leven/wonen (Sp.)          
Ustedes                     viven                         Jullie leven/wonen (LA)
Ellos / as                    viven                         Zij wonen/leven
 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El verbo "vivir" (wonen, leven)
  • (yo) vivo
  • (tú) vives
  • (él, ella) vive
  • (usted) vive

In het Spaans mag je het onderwerp weglaten.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord 
"DÓNDE"= Waar?

¿Dónde vives?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies