2BKT hoofdletters en leestekens

Spelling
Leestekens
Hoofdletters
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Leestekens
Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken.
  • Je kunt een dubbele punt, aanhalingstekens en hoofdletters gebruiken bij een citaat.
  • Je  weet wanneer je een hoofdletter moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een . een ? of een !

Slide 3 - Open vraag

Komma

Slide 4 - Woordweb

Komma
Wanneer gebruik je een komma?

  • Tussen twee persoonsvormen;
  • Tussen delen van een opsomming;
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin;
  • Voor voegwoorden zoals: dat, omdat, terwijl, toen, want.

Slide 5 - Tekstslide

1. In welke zin staan de leestekens goed?
A
Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen
B
Vanmorgen, was ik te laat doordat ik mij had verslapen
C
Vanmorgen was ik te laat, doordat ik mij had verslapen.
D
Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had, verslapen.

Slide 6 - Quizvraag

4. In welke zin staan de leestekens goed?
A
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is
B
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat, hij ziek is.
C
De les van meneer Jansen vervalt, vandaag omdat hij ziek is.
D
De les van meneer Jansen vervalt vandaag, omdat hij ziek is

Slide 7 - Quizvraag

Komma
Kijk eens naar deze beschrijving van Jan:
Jan is aardig slim en kaalgeschoren.
Wat is Jan nu precies? Aardig én dik én kaalgeschoren? Maak het duidelijk met een goedgeplaatste komma:

    Jan is aardig, slim en kaalgeschoren.

Slide 8 - Tekstslide

Komma
Kijk eens naar de volgende zin:
De meester zei Jantje is een etterbak.

Wat is de betekenis van de zin?

Slide 9 - Tekstslide

Komma

Kijk maar eens naar de twee betekenissen:

    De meester zei:" Jantje is een etterbak."
   " De meester", zei Jantje," is een etterbak."

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 12 - Open vraag

Dubbele punt en aanhalingstekens

Gebruik je bij een opsomming en een citaat.

Ik houd van: oranje, geel, blauw en roze.
Maaike vroeg: "Mag ik jouw boek lenen?"
André zei: "Ja hoor, dat is prima."

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Gebruiken we aan het begin van een zin
  • Bij namen: Maaike Zijm, mevrouw Zijm
  • Bij merknamen of namen van bedrijven: Action, Aldi, Lidl, Pepsi, Nintendo

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters
Historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog, Franse Revolutie
Aardrijkskundige namen: Texel, Den Burg, Haffelderweg

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters
Let op: je gebruikt geen hoofdletter bij namen van dagen, maanden, seizoen en windstreken!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
Dominee
B
Nasi
C
Tennis
D
Nike

Slide 18 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: "Wie gaat er mee naar de Mac?"
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei "Wie gaat er mee naar de Mac?"

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een citaat?

Slide 20 - Open vraag

Cursus 7, (Werkwoord)Spelling
Cursus 7, Voltooid deelwoord §11 (KT)/ §10 Voltooid deelwoord (BK)
Cursus 7, Spelling herhaling leerjaar 1, §1
Cursus 7, Spelling leestekens §2,3,4
Cursus 5, Grammatica woordsoorten §1

Slide 21 - Tekstslide