Unit 4 samenvatting pt 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Laatste les voor de toets!

- Laatste dingen doornemen

- Zelf werken & goed nakijken

- Toets inzien!

Onderwerpen op de toets

BL: Present Simple, my/you/his/her, to be, present continuous

KL: Pesent Simple, some/any, place adverbs, could/couldn't

Onderwerpen op de toets

BL: Present Simple, my/you/his/her, to be, present continuous

KL: Pesent Simple, some/any, place adverbs, could/couldn't

Place adverbs

Bijwoorden zijn woorden zoals always, never, usually, often

Geeft vaak aan hoe vaak iets gebeurt.

Bijwoorden staan:

- voor het hoofdwerkwoord

I never sing in public.

He often goes to the shop.

Place adverbs

Bijwoorden zijn woorden zoals always, never, usually, often

Geeft vaak aan hoe vaak iets gebeurt.

- na am / is / are / was / were

He is always late.

I am never angry.

We are often hungry.

Tekst

Welke klopt?

1. My sister usually watches TV
2. My sister watches TV usually

Welke klopt?

1. Cameras are never cheap
2. Cameras never are cheap
3. Cameras are cheap never

Zet deze woorden in de goede volgorde, en het werkwoord in de goede vorm:
I - (walk) - my dog - always

Zet deze woorden in de goede volgorde, en het werkwoord in de goede vorm:
Adam - (buy) - clothes - on the internet - always

Could / couldn't

zou kunnen

zou (niet) kunnen

Vul in: could - couldn't
I was so excited that I ______ sleep.

1. could
2. couldn't

Vul in: could - couldn't
We _____ go to France next summer if you like?

1. could
2. couldn't

Vul in: could - couldn't
If I _____ become a millionaire,
I would definitely do it.

1. could
2. couldn't

Possessive Pronouns

Als het van iemand is

These are ... bikes.

1. we
2. us
3. our
4. ours

Is this ... umbrella?

1. your
2. yours
3. hers
4. them

Maak gebruik van de possessive pronouns:
I met ________ mother.

1. I
2. we
3. ours
4. her

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

positive

(positief)

Ik	ben
Jij	bent
zij	is
Hij	is
Het	is
Wij	zijn
Jullie	zijn
Zij	zijn

I	am	I'm
You	are	You're
She	is	She's
He	is	He's
It	is	It's
We	are	We're
You	are	You're
They	are	They're

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

negative

(negatief)

I	am not	I'm not
You	are not	You're not
She	is not	She's not
He	is not	He's not
It	is not	It's not
We	are not	We're not
You	are not	You're not
They	are not	They're not

Ik	ben niet
Jij	bent niet
zij	is niet
Hij	is niet
Het	is niet
Wij	zijn niet
Jullie	zijn niet
Zij	zijn niet

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

question

(vragend)

Ben	ik?
Ben	jij?
Is	zij?
Is	hij?
Is	het?
Zijn	wij?
Zijn	jullie?
Zijn	zij?

Am	I
Are	you?
Is	she?
Is	he?
Is	it?
Are	we?
Are	you?
Are	they?

____ (zijn) it going to be a difficult test?

1. am
2. to be
3. are
4. is

To be: I _____ (zijn)hungry

1. was
2. to be
3. am
4. is

To be: They ... happy to be here

1. is
2. am
3. are