Week 41 2 TL Duits

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Programm

Rückblick

Schritt 1

Hören

Log alvast in op lessonup.app met de code linksonder

Rückblick

• Was machten wir letztes Mal?

Hoofdletters in het Duits

Net als in het Nederlands maar dan met een extraatje:

• begin van de zin
• namen 
• plaatsen en landen
• zelfstandig naamwoorden

kan je de/ het / een of bijvoeglijk naamwoord voor zetten:

de man

de dikke man

der vater of der Vater

1. der vater
2. der Vater

tasche of Tasche?

1. die tasche
2. die Tasche

bruder of Bruder

1. der bruder
2. der Bruder

Wanneer schrijf je in het Duits een hoofdletter?

Umlaut!? 

In het Duits heb je naast hoofdletters ook nog puntjes op verschillende letters. Dit noem je een umlaut (omklank)

AUtO

Umlaut

Verschil tussen trema in het Nederlands?

• beïnvloeden - beinvloeden
• zeeën - zeeen
• 
  
• Mutter - Mütter
• Vater - Väter

Trema

Umlaut

Aufgaben

Aufgabe 5

Aufgabe 6

Aufgabe 6

Programm

Rückblick

Schritt 2

Aufgabe 9, 10 zusammen

Aufgabe 8

checken Aufgaben 5,6,7

Aufgaben 

Aufgabe 9

Aufgabe 10

Aufgabe Stempeln

blz. 26

Stempeln bitte, blz. 27

let op!-> soms weet je iets niet. Kijk dan naar de woorden die wel kent

Klaar?-> zelfstandig doorwerken!

Programm

Rückblick

Schritt 3

Hören

Grammatik

Aufgaben

Rückblick

• Was machten wir letztes Mal?

blz. 28

Aufgabe 1 Seite 28

Fußball oder Tanzen?

Gespräch über Personen und Hobbys

• Aufgabe A: Lies und hör mit auf Seite 28
• Aufgabe B: Wie wird's gesagt?

Vraagwoorden

Check! Hast du es verstanden?

Welke vraagwoorden ken je?

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Op de volgende slides staan quizvragen

Let op: je hebt telkens maar 10 sec om te antwoorden!

Wat betekent "woher"?

1. waar
2. wie
3. waarvandaan
4. waarheen

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?

1. waar
2. wie
3. waarom
4. hoe

________ kommst du morgen? Um halb 10

1. wer
2. wie
3. wann
4. woher

_______ sagst du?

1. was
2. wie
3. wer
4. wohin

_______ hast du das gemacht?

1. wer
2. wie
3. wohin
4. woher

______ kommst du? Aus Frankreich

1. woher
2. wohin
3. warum
4. welche

_________ ist das? Das ist Thorsten!

1. wie
2. was
3. warum
4. wer

Aufgaben ab Seite 29

Aufgabe 2

Aufgabe 3

Aufgabe 5