Oefenen woordsoorten brugklas

Oefenen woordsoorten
Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, zelfstandig werkwoord , hulpwerkwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen woordsoorten
Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, zelfstandig werkwoord , hulpwerkwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort er bij zinsontleding en wat bij woordsoorten?
lw
zww
pv
vz
wg
zinsontleding
woordsoorten 

Slide 2 - Sleepvraag

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 3 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 4 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Jullie zullen toch wel jullie mond houden tijdens deze voorstelling?

Slide 6 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 8 - Open vraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 10 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
werkwoord (ww)
B
persoonlijk voornaamwoord (pvn)

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 12 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht. 
A
Bezittelijk voornaamwoord (bvn)
B
Rangtelwoord (rtw)
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Zelfstandig voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 14 - Open vraag

Noteer het voorzetsel uit deze zin:
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 15 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht. 
A
Zelfstandig naamwoord (znw)
B
bezittelijk voornaamwoord (bvn)

Slide 16 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Geen telwoord
Telwoord dat iets over de hoeveelheid zegt
Telwoord dat iets over de volgorde zegt
eerste
honderd
rekenen
tellen
weinig
veel
vertellen
een paar
laatste

Slide 19 - Sleepvraag

Je gaat woordsoorten benoemen. Zet de woorden op de juiste plek in het tabel.
ww
lw
znw
bnw
vz
pers. vnw
bez. vnw
De
hond
rent
over
het
gras
in
mijn
tuin
nieuwe

Slide 20 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 21 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Larissa
aan
de
kassa.

Slide 22 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag