Herhaling thema 6
1 / 31
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke vraagzin is goed?
A
Ga je met de bus naar school?
B
Gaat je met de bus naar school?
C
Gaan je met de bus naar school?
Slide 2 - Quizvraag
Welke vraagzin is goed?
A
Woont je in Rotterdam?
B
Woon je in Rotterdam?
C
Wonen je in Rotterdam?
Slide 3 - Quizvraag
We wonen in dit huis. Het is ......... huis. (het huis)
A
onze
B
ons
C
mijn
Slide 4 - Quizvraag
We gaan met de trein. Hoe laat gaat .......... trein?
A
ons
B
jouw
C
onze
Slide 5 - Quizvraag
Ik kan ........ telefoon niet vinden. Wil jij ook even ........?
A
onze, kijken
B
mijn, zoeken
C
je, druk
Slide 6 - Quizvraag
Ali en Mohamed zijn broers. ........ ouders wonen in Marokko.
A
Zijn
B
Haar
C
Hun
Slide 7 - Quizvraag
Anna zoekt ....... sleutel.
A
haar
B
zijn
C
mijn
Slide 8 - Quizvraag
Paul heeft een nieuwe telefoon. Het is......... telefoon.
A
haar
B
zijn
C
onze
Slide 9 - Quizvraag
Kom, we gaan boodschappen ........
A
doet
B
doe
C
doen
Slide 10 - Quizvraag
Het is nu 9.15 uur. De eerste bus gaat om 9.20 uur. Die halen we niet .......
A
meer
B
weer
C
kunnen
Slide 11 - Quizvraag
We hebben helaas geen directe verbinding. We .......... in Utrecht ...........
A
moet, over
B
moet, overstappen
C
moeten, overstappen
Slide 12 - Quizvraag
De volgende trein .......... om elf uur.
A
gaat
B
ga
C
gaan
Slide 13 - Quizvraag
De bus .......... over een half uur.
A
vertrekken
B
vertrekt
C
vertrek
Slide 14 - Quizvraag
De trein komt om vijf uur in Amsterdam ........
A
op
B
aan
C
weer
Slide 15 - Quizvraag
Ik zit in de bus, ik moet bij de volgende halte ...........
A
uitstappen
B
instappen
C
inchecken
Slide 16 - Quizvraag
Ik ga in de bus, dus ik moet ..........
A
uitchecken
B
inschrijven
C
inchecken
Slide 17 - Quizvraag
Waar wil je eerst .........?
A
komen
B
naartoe
C
terug
Slide 18 - Quizvraag
Mevrouw, mag ik u wat vragen? Ja, .......
A
nee
B
sorry, niet
C
natuurlijk
Slide 19 - Quizvraag
Jullie vragen waar de H&M is. Dat kan ik jullie makkelijk ...........
A
vragen
B
uitleggen
C
niet zeggen
Slide 20 - Quizvraag
Je loopt eerst een stuk ............, bij de Etos ga je naar ...........
A
achter , rechts
B
rechtdoor, rechts
C
naar, rechts
Slide 21 - Quizvraag
De Zara zit aan de rechterkant, ........... de Zeeman.
A
tegenover
B
buiten
C
tegen
Slide 22 - Quizvraag
Ik wacht al meer dan 10 minuten op de bus. De bus heeft 30 minuten ............
A
tijd
B
vertraging
C
te laat
Slide 23 - Quizvraag
Je hebt dus vertraging, hoe laat ben je hier ...........?
A
ongeveer
B
niet
C
mogelijk
Slide 24 - Quizvraag
Ik zit in de trein, .......... mij zit een man.
A
boven
B
beneden
C
naast
Slide 25 - Quizvraag
Ze ....... een boterham met kaas. De boterham is lekker.
A
et
B
eet
C
etenn
Slide 26 - Quizvraag
Het is stil. Wat betekent "stil"?
A
duur
B
niemand praat
C
iedereen praat
Slide 27 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Ik sta bij de bushalte.
B
De vrouw kijkt op haar telefoon.
C
Ik groet de buschauffeur.
D
alle antwoorden zijn goed.
Slide 28 - Quizvraag
De bus is vol, maar ik kan ........ zitten.
A
niet
B
want
C
gelukkig
Slide 29 - Quizvraag
De bus stopt en de deuren ....... ......... (opengaan)
A
gaat, open
B
gaan, open
C
ga, open
Slide 30 - Quizvraag
Ik zie mensen op straat, ze gaan naar werk. Iedereen heeft .........
A
hast
B
haast
C
moeilijk
