Op plaats R verandert het potentiaalverschil tussen de binnenkant en de buitenkant van het membraan. Dit is in het diagram weergegeven. De verticale pijl in dit diagram geeft het tijdstip van de prikkeling bij Q aan. Als gevolg van de prikkel op plaats Q verandert ook het potentiaalverschil op plaats P. In de afbeelding zijn drie diagrammen getekend. De verticale pijlen in deze diagrammen geven het tijdstip van prikkeling aan.
20. In welk van deze diagrammen is de verandering op plaats P juist weergegeven?
Slide 3 - Tekstslide
Rustpotentiaal: Na+-K+-pomp
BINAS 88E
Continu worden 3
Na+ naar buiten en
2 K+naar binnen
gepompt.
Dit kost energie.
Slide 4 - Tekstslide
Het ontstaan van een impuls
Slide 5 - Tekstslide
Alles of niets
Prikkeldrempel (-50mV) = de kleinste sterkte van prikkel die een impuls veroorzaakt
Impulssterkte overal gelijk (+30mV)
Impulsfrequentie verschilt
Slide 6 - Tekstslide
Actiepotentiaal (88F) BINAS!
Slide 7 - Tekstslide
Impulsgeleiding
Rustfase: poorten gesloten
Drempelwaarde: actiepotentiaal ontstaat vanaf -50mV
Depolarisatie: minder negatief worden van membraanpotentiaal -> Bewaakte Na+ kanalen open = Na naar binnen = cytoplasma +30mV
Repolarisatie: Bewaakte K+ kanalen open = K+ naar buiten = (geen nieuw impuls mogelijk = abs. refr. periode)
Hyperpolarisatie: K+ poorten sluiten te langzaam = negatiever dan -70mV (nieuw impuls mogelijk bij -50mV = rel. refr. periode)