Oefentoets Inleiding in de biologie

Oefentoets Inleiding in de biologie
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Inleiding in de biologie

Slide 1 - Tekstslide

Welke plastiden vind je in het midden van een plantenwortel?
A
Chloroplasten en leukoplasten
B
Chloroplasten en chromoplasten
C
Chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten
D
Leukoplasten

Slide 2 - Quizvraag

Waardoor is een celmembraan selectief permeabel?
A
In water oplosbare stoffen diffunderen via eiwitten
B
In water oplosbare stoffen diffunderen via fosfolipiden
C
In water oplosbare stoffen worden met osmose getransporteerd
D
In vet oplosbare stoffen worden met osmose getransporteerd

Slide 3 - Quizvraag

Een plantencel heeft maximale turgor. Wat kan je zeggen over de osmotische waarde?
A
Buiten cel gelijk aan binnen
B
Buiten cel kleiner dan binnen
C
Buiten cel groter dan binnen

Slide 4 - Quizvraag

Passief transport...
A
kost geen energie, van hoge naar lage concentratie
B
kost geen energie, van lage naar hoge concentratie
C
kost energie, van hoge naar lage concentratie
D
kost energie, van lage naar hoge concentratie

Slide 5 - Quizvraag

Hoe komt zuurstof bij mitochondriën?
A
Osmose
B
Transportenzymen
C
Diffusie
D
Actief transport

Slide 6 - Quizvraag

Waarvoor wordt in mitochondrium zuurstof gebruikt?
A
Vrijmaken stoffen voor processen in cel
B
Vrijmaken energie voor processen in cel
C
Vastleggen stoffen voor processen in cel
D
Vastleggen energie voor processen in cel

Slide 7 - Quizvraag

Welk organel is niet betrokken bij eiwitsynthese?
A
Celkern
B
Endoplasmatisch reticulum
C
Ribosoom
D
Lysosoom

Slide 8 - Quizvraag

In welke plastiden vindt fotosynthese plaats?
A
Chloroplasten
B
Chromoplasten
C
Leukoplasten
D
Zetmeelkorrels

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan is de osmotische waarde van een celwand van een plant gelijk?
A
Cytoplasma
B
Extern milieu
C
Vacuole

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle konijnen op Schiermonnikoog
B
Beplanting van een naaldbos
C
Alle organismen in een vijver
D
Leeuwin met haar welpen op de savanne

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer je het skelet van een kip bestudeert, doe je dat op het niveau van het...
A
Molecuul
B
Orgaan
C
Weefsel
D
Organenstelsel

Slide 12 - Quizvraag

Een begrensd gebied waarbinnen abiotische en biotische factoren een geheel vormen heet
A
Levensgemeenschap
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Biosfeer

Slide 13 - Quizvraag

Stelling: Een steen is dood.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Stelling: Een zoute haring is levenloos.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Welk organisatieniveau is 1 niveau hoger dan het orgaanstelselniveau?

Slide 16 - Open vraag

Stelling: Oude onvruchtbare dieren zijn geen onderdeel meer van de levenscyclus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen die ........................... eigenschappen worden genoemd.

Slide 18 - Open vraag

Welke organisatieniveaus zijn lager dan het celniveau?
Sleep de hogere niveaus hier heen
Orgaanniveau
Organelniveau
Weefselniveau
Molecuulniveau

Slide 19 - Sleepvraag

Welk woord ontbreekt in het rijtje?

Molecuul - organel - cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme - populatie - levensgemeenschap - biosfeer

Slide 20 - Open vraag

Stelling: Een onderzoek moet bestaan uit een experimentgroep en een controlegroep.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Stelling: In een onderzoek moet elke groep bestaan uit meerdere organismen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Stelling: Tijdens het onderzoek moeten er meerdere variabelen (invloeden) tegelijk onderzocht worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Welk type onderzoek is:
Gedrag eenden in vijver
A
Modelleren
B
Experiment
C
Literatuuronderzoek
D
Observatie

Slide 24 - Quizvraag

Welk type onderzoek is:
Medicijnen uittesten
A
Modelleren
B
Experiment
C
Literatuuronderzoek
D
Observatie

Slide 25 - Quizvraag

Welk type onderzoek is:
Nabootsen van processen op computer
A
Modelleren
B
Experiment
C
Literatuuronderzoek
D
Observatie

Slide 26 - Quizvraag

Is dit rijtje compleet?
observatie - probleemstelling - experiment - resultaten - conclusie - discussie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

........... onderzoek betekent dat de resultaten van het onderzoek zo min mogelijk systematische fouten bevat.

Slide 28 - Open vraag


Antoni van Leeuwenhoek bestudeerde organismen onder zijn microscopen. Is hier sprake van hypothese-toetsend onderzoek of van beschrijvend onderzoek?

Slide 29 - Open vraag

Een steen is.........
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
levendig

Slide 30 - Quizvraag

Wat stelt het
plaatje voor?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
biosfeer - organisme - populatie - ecosysteem
B
ecosysteem - biosfeer - organisme - populatie
C
populatie - organisme - biosfeer - ecosysteem
D
organisme - populatie - ecosysteem - biosfeer

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noem je nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen.
A
Verschijnende eigenschappen
B
Organische eigenschappen
C
Emergente eigenschappen
D
Convergente eigenschappen

Slide 33 - Quizvraag

Tot welk orgaanstelsel hoort de alvleesklier?
A
Verteringsstelsel
B
Beenderstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Uitscheidingsstelsel

Slide 34 - Quizvraag

Wat geeft een plant stevigheid?
A
Liquor
B
Mordor
C
Turgor
D
Bangor

Slide 35 - Quizvraag

Weefsels bestaan uit cellen met dezelfde.....
A
Ligging & Functie
B
Ligging & Vorm
C
Functie & Productie
D
Vorm & Functie

Slide 36 - Quizvraag

Hoe heet het dekweefsel dat lichaamsoppervlakten beschermt?
A
Endotheel
B
Epitheel
C
Mesotheel
D
Exotheel

Slide 37 - Quizvraag

hout is........
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
levendig

Slide 38 - Quizvraag

Welke onderdelen komen niet in een dierlijke cel voor?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Vacuole
B
Celwand
C
Celmembraan
D
Ribosomen

Slide 39 - Quizvraag

Wat is onderdeel 3 en met
welk onderdeel stel je scherp?
A
oculair, 5
B
objectief, 10
C
revolver, 10
D
diafragma, 5

Slide 40 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde van klein (1) naar groot (5)
DNA
2
3
4
5
1
celkern
chromosoom
niercel
nier

Slide 41 - Sleepvraag

FUNCTIE?
A
Genereren van energie
B
Maken van eiwitten
C
Transport van eiwitten
D
Enzymatische afbraak

Slide 42 - Quizvraag

Ayoub kijkt door de microscoop met een oculair van 10x en objectief van 40x. Wat is de vergroting?
A
100x
B
50x
C
40x
D
400x

Slide 43 - Quizvraag

Isotoon
Hypertoon
Hypotoon

Slide 44 - Sleepvraag

Water kan niet via de celmembraan de cel in. Hoe komt water de cel in en hoe noem je dat proces?
A
Porie-eiwit, passief transport
B
Transporteiwit, passief transport
C
Transporteiwit, actief transport
D
Porie-eiwit, actief transport

Slide 45 - Quizvraag


A
Exocytose
B
Pericytose
C
Fagocytose
D
Endocytose

Slide 46 - Quizvraag

Louis
Pasteur?
1.                   2.                  3.                4.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 47 - Quizvraag

Charles Darwin zag tijdens zijn reis met de Beagle naar de Galapagos dat er kleine verschillen bestaan tussen de vinken die daar voorkomen. Wat voor onderzoek deed hij?
A
Ontwerpend onderzoek
B
Beschrijvend onderzoek
C
Hypothesetoetsend onderzoek

Slide 48 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
Conclusie
Waarneming
Experiment
Hypothese
Onderzoeksvraag
Resultaat
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6

Slide 49 - Sleepvraag