stadsbrand Doetinchem 1527
Doetinchem werd aan het eind van de Middeleeuwen regelmatig getroffen door branden. Bij de grootste brand, veroorzaakt door een bakker die vlas in zijn oven wilde drogen, is bijna de hele binnenstad, inclusief het stadsarchief, de Catharinakerk en het raadhuis, in vlammen opgegaan. Bij deze brand gingen ook de stedelijke privilegebrieven, en zilveren schenkkannen verloren.
Om het herstel te bevorderen kwam Hertog Karel van Gelre de bewoners tegemoet door de bewoners van de getroffen huizen een jaar lang geen rente te laten betalen, en de komende elf jaar slechts de helft. Samen met zijn gemalin en de stad Zutphen schonk hij nieuwe glasramen voor in het herstelde Raadhuis. In een document vlak na de brand stond:
"Anno duesent vifhondert soven und twintich up den goede fridagh voir Paschen ometrindtt twelff ure tho vurmiddage vorbrande die stadt van Doetinchem so jammerlick mit kerck und idt gantzemestendell."