Herhalen thema 3 genetica 4H

Welkom!
Fijn dat je er bent!
Wat gaan we doen vandaag?
We herhalen thema 3 Genetica. Zorg voor kladpapier en een pen.


Doel?
Voorbereiden PTA toets PWW



1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Fijn dat je er bent!
Wat gaan we doen vandaag?
We herhalen thema 3 Genetica. Zorg voor kladpapier en een pen.


Doel?
Voorbereiden PTA toets PWW



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B1 Genotype en fenotype

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste combinatie van de basenparen in het DNA?
A
CT en GA
B
AG, TG, AC, en TC
C
AT en CG
D
ATCG zijn geen basenparen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee verschillende genen in een chromosomenpaar voor één eigenschap noemen we
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
co-dominant
D
onvolledig dominant

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

B2 Genen paren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kat heeft
een intermediair
fenotype?
A
Birmese kat
B
Tonkinese kat
C
Siamese kat
D
Geen van allen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leeuwenbekjes hebben twee genen voor de kleur. Rood (Ar) en wit (Aw).
Genotype ArAr zorgt voor rode kleur.
Er is sprake van even sterke genen.

Welke combinatie kan zorgen voor roze kleur (intermediair fenotype)?
A
ArAr
B
ArAw
C
AwAw

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We zien hier een gespikkelde kip.
Hoe noemen we de manier waarop de allelen voor veerkleur zich uiten?
A
co-dominant
B
volledig dominant
C
heterozygoot dominant
D
onvolledig dominant

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

B3 Monohybride kruisingen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke stamboom kun je afleiden dat de eigenschap 'rode bloemen' zeker door een dominant allel wordt veroorzaakt? .

A
stamboom A
B
stamboom B
C
stamboom C
D
stamboom D

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij cavia's is het allel is het allel voor zwarte haarkleur (H) dominant over witte haarkleur (h). Een zwarte homozygote cavia paart een aantal keren met een witte cavia. De nakomelingen in de F1 paren onderling, waardoor de F2 ontstaat. Wat is in de F2 de verhouding van de genotypen?
A
H: h=3:1
B
HH : Hh: hh=1:2:1
C
Zwart: wit=3:1
D
HH : Hh: hh=1:1:1

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
P                          HH                   x                  hh
Gc                       H                                           h
F1                                         Hh

P2                       Hh                     x                   Hh                          
Gc                       H of h                                     H of h       

F1                                           H             h
                                   H        HH         Hh
                                   h        Hh          hh                    
HH : Hh: hh=1:2:1                                                                                                       

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B4 geslachtschromosomen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke van de vier beweringen over geslachtschromosomen is juist?
A
Geslachtschromosomen komen alleen voor in voortplantingscellen
B
Alle chromosomen in een voortplantingscel zijn geslachtschromosomen
C
Geslachtschromosomen komen voor in alle cellen
D
Alle chromosomen in alle cellen van de voortplantingsorganen zijn geslachtschromosomen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij mensen is het allel voor kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal. Een kleurenblinde vrouw krijgt een kind van een kleurenziende man. Hoeveel kans hebben zij op een kleurenblind kind?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
P                        XrX     x       XRY

Gc                      Xr                      XR     of Y

F1                                       XR                  Y            
                           Xr           XRX           XrY

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B5 Speciale manieren van overeven

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MULTIPELE ALLELEN:
De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 20 - Quizvraag

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
Uitleg
Ouders Bert:             IAi      en  IB..,       dus Bert heeft IBi
Ouders Anneke        IA..... en ii,             dus Anneke heeft IAi

P                IBi                           x                    IAi
Gc             IB of i                                           IA of i

F1                                       IB                      i
                                 IA      IAIB                  IAi
                                  i         IBi                    ii

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij kuifkanaries is het hebben van een kuif (K) dominant over het ontbreken van een kuif. Het gen K bevat een letale factor. KK sterft in een vroeg embryonaal stadium. Twee kuifkanaries paren met elkaar en krijgen in een seizoen maar liefst 60 nakomelingen. Hoeveel van deze nakomelingen zal een kuif hebben? Noteer je antwoord, met een uitleg (foto van je uitleg mag ook)

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Dit wordt veroorzaakt door gekoppelde overerving.
Welke genen zijn gekoppeld?

A
zwart en ruw
B
zwart en glad
C
zwart en wit
D
ruw en glad

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

B6 Opvoeding of aanleg

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica gaat over:
A
Het effect van de DNA code op het fenotype.
B
Het effect van de omgeving op uiting van allelen.
C
Mutaties van de DNA-code door omgeving.
D
Het doorgeven van mutaties in DNA.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We hebben nu kort thema 3 herhaald. Geef aan welke stelling voor jou geldt
A
Ik denk dat ik alles wel snap :)
B
Ik heb nog moeite met monohybride kruisingen, stambomen en/of x-chromosomale overerving
C
Ik heb nog moeite met speciale overervingen (bloedgroepen, letale allelen en gekoppelde overerving)
D
Ik snap er helemaal niets van :(

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

>> Trek conclusie: wat is het antwoord op je vorige vraag?
>> Welke oplossing kun je nu bedenken voor het probleem?
>> En wat kun je zelf aan dit probleem doen?
Wat nu?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt voor jullie aandacht!
Volgende les: lees B4 thema 7 en leer voor de toetsweek.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies