2BBL U2

Wales
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wales

Slide 1 - Tekstslide

Wales

Slide 2 - Woordweb

This week
- Words 2.4
- Do 2.4
- Quizlet 2.4 + 2.5
- Read a book




Slide 3 - Tekstslide

U2.1
Together:  Ex. 1 , 3 , 4a
By yourself: ex 2



Together: ex. 1, 3, 5
By yourself: 2, 6, 8, 12
Extra: 9, 10




U2.2

Slide 4 - Tekstslide

U2.3
Together:  Ex. 1 
By yourself: ex 4, 6, 7, 8 + 9 (together)




Slide 5 - Tekstslide

U2.4
Together:  Ex. 1, 6
By yourself: ex 2, 3,  5, 7, 8, 9, 12




Slide 6 - Tekstslide

U2.5
Together:  Ex. 1,
By yourself: ex 2,5,6,7,8




Slide 7 - Tekstslide

Comparisons
big
bigger
the biggest
Vergelijkingen 

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijkingen

Slide 9 - Tekstslide

Grammar: Trappen van vergelijking
Als je iets wilt vergelijken zet je in het Engels -er of -est achter het bijvoegelijk naamwoord.

slow - slower - slowest
rich - richer - richest

Slide 10 - Tekstslide

Bij lange woorden, zet je more of most ervoor.

Beautiful - more beautiful - most beautiful
Intelligent - more intelligent - most intelligent

Slide 11 - Tekstslide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?
Als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is.

-  Hoe maak je de Past Simple?
Werkwoord + ED
Of 2e rijtje onregelmatig werkwoord

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ontkenningen
I walked to school yesterday.
I didn't walk to school yesterday.

She talked to her teacher.
She didn't talk to her teacher.

Slide 14 - Tekstslide

Vragen
Zet DID vooraan de zin.

You walked to school yesterday.
Did you walk to school yesterday?

Did she talk to her teacher yesterday?

Slide 15 - Tekstslide

Deze zin staat in de ...
I play football every day.
A
tegenwoordige tijd (present simple)
B
verleden tijd (past simple)

Slide 16 - Quizvraag

Deze zin staat in de ...
Last weekend, I played football against Flevo Boys.
A
tegenwoordige tijd (present simple)
B
verleden tijd (past simple)

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van Paint?
A
paintd
B
painted
C
paint
D
painting

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van Make?
A
make
B
maked
C
made
D
making

Slide 19 - Quizvraag

Zet de zin in de verleden tijd.
I walk to school.

Slide 20 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd.
I am on time.

Slide 21 - Open vraag

Maak een ontkenning van de volgende zin: I loved pizza.

Slide 22 - Open vraag

I think that the guitar is ..... to play than the piano.
A
easier
B
easyer
C
more easy

Slide 23 - Quizvraag

Vergelijkingen

Slide 24 - Tekstslide

Jeremy is at least 20 cm ..... his brother.
A
tallest than
B
taller than

Slide 25 - Quizvraag

Do you think Science is ..... Music?
A
more interesting than
B
most interesting than

Slide 26 - Quizvraag

Beyonce is one of ..... singers ever.
A
the more succesfull
B
the most succesfull
C
the successfulest

Slide 27 - Quizvraag

London is ..... city in the UK.
A
the bigest
B
the biggest
C
the most big

Slide 28 - Quizvraag



That girl is ...... (smart) than her sister.

Slide 29 - Open vraag

This flower is (beautiful)
... than that one.

Slide 30 - Open vraag

Who is the (rich) ...
woman on earth?

Slide 31 - Open vraag