In de mentorles en driehoeksgesprek heb je kennisgemaakt en feedback gekregen op een aantal rubrics: werkhouding/inzet/ gedrag/werkverzorging/organisatie/samenwerken/inzicht
Deze les ga je reflecteren op de rubrics gericht op jouw functioneren (bijv. bij aardrijkskunde).
Per rubric zijn er een aantal mk-vragen en een open vraag waar je een conclusie trekt : bv. werkhouding kan zijn o of v of g.
Je geeft ook aan bij de open vraag wat je wil gaan verbeteren de komende weken.
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1-3
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Reflectie (rubrics)
In de mentorles en driehoeksgesprek heb je kennisgemaakt en feedback gekregen op een aantal rubrics: werkhouding/inzet/ gedrag/werkverzorging/organisatie/samenwerken/inzicht
Deze les ga je reflecteren op de rubrics gericht op jouw functioneren (bijv. bij aardrijkskunde).
Per rubric zijn er een aantal mk-vragen en een open vraag waar je een conclusie trekt : bv. werkhouding kan zijn o of v of g.
Je geeft ook aan bij de open vraag wat je wil gaan verbeteren de komende weken.
Slide 1 - Tekstslide
Onderdeel Werkhouding
A
G: Ik doe altijd goed mijn best tijdens de les.
B
V: Ik doe meestal goed mijn best tijdens de les .
C
O: De docent moet zeggen dat ik aan het werk moet gaan.
Slide 2 - Quizvraag
Onderdeel Werkhouding
A
G :Ik maak altijd mijn huiswerk.
B
V: Soms heb ik mijn huiswerk niet af.
C
O: Ik heb vaak mijn huiswerk niet af.
Slide 3 - Quizvraag
Onderdeel Werkhouding
A
G: Ik lever opdrachten op tijd in.
B
V: Soms lever ik een opdracht te laat in.
C
O: Ik lever vaak opdrachten te laat in.
Slide 4 - Quizvraag
Werkhouding
Slide 5 - Tekstslide
Conclusie Werkhouding Wat kun je verbeteren?
Slide 6 - Open vraag
Onderdeel Zelfstandigheid
A
G: Als ik hulp nodig heb vraag ik het altijd aan de docent of een klasgenoot.
B
V: Soms vraag ik de docent of een klasgenoot om hulp voor mijn opdrachten.
C
O: Ik wacht met hulp zoeken tot de docent bij mij komt.
D
O: Ik vraag nooit om hulp.
Slide 7 - Quizvraag
Onderdeel Zelfstandigheid
A
G: Ik kies een manier van werken die het beste bij mij past om mijn opdrachten te maken.
B
V: Ik heb de docent nodig om te kiezen welke manier het beste bij mij past om de opdracht te maken.
C
O: Ik weet niet hoe ik opdrachten moet maken.
Slide 8 - Quizvraag
Onderdeel Zelfstandigheid
A
G: Mijn ouders hoeven mij thuis niet te stimuleren om aan het werk te gaan.
B
V: Soms moeten mijn ouders mij zeggen, dat ik aan het werk moet gaan of mij niet moet laten afleiden.
C
O: Ik heb nog weleens ruzie met mijn ouders, omdat ik niet aan het werk ga.
Slide 9 - Quizvraag
Zelfstandigheid
*Thuis lukt het maken van huiswerk prima.
*Thuis moeten mijn ouders mij nog wel eens stimuleren.
*Thuis vinden mijn ouders, dat ik niet zo goed bezig ben.
Slide 10 - Tekstslide
Conclusie Zelfstandigheid Wat kun je verbeteren?
Slide 11 - Open vraag
Onderdeel Inzicht
A
G: Ik kan nadenken over mijn fouten en ik weet hoe ik het de volgende keer beter kan doen.
B
V: Soms moet de docent mij helpen om het de volgende keer beter te kunnen doen.
C
O: Ik snap niet waarom ik iets fout doe en ik weet niet hoe ik het anders kan doen.
Slide 12 - Quizvraag
Onderdeel Inzicht
A
G: Ik haal altijd voldoendes.
B
V: Ik haal soms ook een onvoldoende.
C
O: Ik haal altijd onvoldoendes.
Slide 13 - Quizvraag
Onderdeel Inzicht
A
G: Ik kan vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren goed maken.
B
V: Ik kan vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren soms lastig maken.
C
O: Ik kan vragen van toetsen en opdrachten waarvoor je niet hebt kunnen leren niet beantwoorden
Slide 14 - Quizvraag
Inzicht
Slide 15 - Tekstslide
Conclusie Inzicht Wat kun je verbeteren?
Slide 16 - Open vraag
Onderdeel Betrokkenheid
A
G: Ik steek mijn vinger op als ik het antwoord weet op een vraag.
B
V: Ik steek soms mijn vinger op als ik het antwoord weet op een vraag.
C
O: Ik steek mijn vinger nooit op.
Slide 17 - Quizvraag
Onderdeel Betrokkenheid
A
G: Ik doe lekker mee in de les.
B
V: Soms heb ik geen zin in de les en doe ik niet mee.
C
O: Ik heb vaak geen zin in de les en doe niet mee.
Slide 18 - Quizvraag
Betrokkenheid
Slide 19 - Tekstslide
Conclusie Betrokkenheid Wat kun je verbeteren?
Slide 20 - Open vraag
Onderdeel Samenwerken
A
G: Ik durf te zeggen wat ik vind.
B
V: Ik kom meestal voor mijzelf op.
C
O: Ik durf niet voor mijzelf op te komen.
Slide 21 - Quizvraag
Onderdeel Samenwerken
A
G: Ik weet precies wat er moet gebeuren en kan vertellen wat iedereen moet doen.
B
V: Ik vind het fijn als een ander vertelt wat ik moet doen.
C
O: Ik doe alleen iets als een ander het vraagt.
Slide 22 - Quizvraag
Onderdeel Samenwerken
A
G: Ik kan goed luisteren naar een ander.
B
V: Ik heb soms de docent nodig om (weer) te kunnen samenwerken.
C
O: Ik laat anderen al het werk doen.
Slide 23 - Quizvraag
Samenwerken
Slide 24 - Tekstslide
Conclusie Samenwerken Wat kun je verbeteren?
Slide 25 - Open vraag
Onderdeel Organisatie
A
G: Ik kan goed plannen en ik hou mij aan de planning.
B
V: Ik vind het soms lastig en ik hou mij niet altijd aan de planning.
C
O: Ik kan niet plannen
en ik kan mij dus niet aan een planning houden.
Slide 26 - Quizvraag
Onderdeel Organisatie
A
G: Ik kom afspraken na met de docent en klasgenoten.
B
V: Ik kom meestal afspraken na met de docent en klasgenoten.
C
O: Ik vergeet afspraken met docenten en klasgenoten.
Slide 27 - Quizvraag
Onderdeel Organisatie
A
G: Als ik binnenkom pak ik meteen mijn spullen.
B
V: Soms vergeet ik mijn spullen te pakken na binnenkomst.
C
O: De docent moet zeggen dat ik mijn spullen moet pakken.
Slide 28 - Quizvraag
Onderdeel Organisatie
A
G: Ik heb altijd de juiste spullen mee voor de les.
B
V: Soms vergeet ik mijn schrift of boek mee te nemen.
C
O: Ik vergeet heel vaak mijn schrift of boek mee te nemen.
Slide 29 - Quizvraag
Organisatie
Slide 30 - Tekstslide
Conclusie Organisatie Wat kun je verbeteren?
Slide 31 - Open vraag
Onderdeel Werkverzorging
A
G: Mijn schrift en ingeleverd werk zien er netjes uit.
B
V: Mijn schrift en ingeleverd werk zien er meestal netjes uit.
C
O: Mijn schrift en ingeleverd werk zien er slordig uit.
Slide 32 - Quizvraag
Onderdeel Werkverzorging
A
G: Ik kijk mijn antwoorden na en verbeter mijn fouten.
B
V: Ik kijk meestal mijn antwoorden na en verbeter soms mijn fouten.
C
O: Ik kijk mijn antwoorden niet na.
Slide 33 - Quizvraag
Onderdeel Werkverzorging
A
G: Ik let altijd op spelfouten en gebruik spellingcontrole als ik typ.
B
V: Soms vergeet ik op spelling te letten en vergeet de spellingcontrole aan te zetten.
C
O: Ik let niet op spelfouten en gebruik nooit spellingcontrole.
Slide 34 - Quizvraag
Onderdeel Werkverzorging
A
G: Als er gevraagd wordt om uitleg of een verklaring, probeer ik die zo volledig mogelijk te geven.
B
V: Soms kijk ik mijn antwoord niet goed na en vergeet ik volledig te antwoorden.
C
O: Ik geef altijd zo kort mogelijk antwoord en ben dus lang niet altijd volledig.
Slide 35 - Quizvraag
Werkverzorging
*Ik probeer altijd zo volledig mogelijk te antwoorden.
*Soms kijk ik mijn werk niet zo goed na en zijn mijn antwoorden niet volledig.
*Ik antwoord altijd zo kort mogelijk en ben dus vaak niet volledig.
Slide 36 - Tekstslide
Conclusie Werkverzorging wat kun je verbeteren?
Slide 37 - Open vraag
Onderdeel Gedrag
A
G: Ik gedraag mij goed in de klas.
B
V: Ik gedraag mij meestal goed in de klas.
C
O: Ik gedraag mij slecht in de klas.
Slide 38 - Quizvraag
Onderdeel Gedrag
A
G: De docent hoeft mij nooit aan te spreken op mijn gedrag.
B
V: De docent moet mij soms aanspreken op mijn gedrag.
C
O: De docent moet mij vaak aanspreken op mijn gedrag.
Slide 39 - Quizvraag
Onderdeel Gedrag
A
G: Ik durf andere leerlingen aan te spreken op hun gedrag.
B
V: Ik durf andere leerlingen niet aan te spreken op hun gedrag.
C
O: Ik ga mee met het slechte gedrag van andere leerlingen.