Essen woordenschat

Deutsch hören
Programm für heute
- Kapitel 5: Essen
- kijken en luisteren naar een video over eten (Essen)
"Miese Mensa"

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deutsch hören
Programm für heute
- Kapitel 5: Essen
- kijken en luisteren naar een video over eten (Essen)
"Miese Mensa"

Slide 1 - Tekstslide

das Frühstück
das Mittag-
essen
das Abend-
essen

Slide 2 - Sleepvraag

das Gemüse
der Reis
das Brötchen
das Frühstück
das Obst
die Flasche

Slide 3 - Sleepvraag

der Kuchen
die Butter
das Obst
der Käse
die Milch
der Tee

Slide 4 - Sleepvraag

Was ist das?
A
die Kase
B
die Käse
C
der Kase
D
der Käse

Slide 5 - Quizvraag

Was ist das?
A
Das Salt
B
Die Zaut
C
Das Salz
D
Der Salz

Slide 6 - Quizvraag

Was ist das?
A
Ein Fork
B
Eine Gabel
C
Ein Storch
D
Ein Messer

Slide 7 - Quizvraag

de menukaart =
A
die Menukarte
B
der Speisekarte
C
die Speisekarte
D
das Menukarte

Slide 8 - Quizvraag

alstublieft =
A
bite
B
bieten
C
bitte
D
danke

Slide 9 - Quizvraag

het toetje =
A
der Mittagstisch
B
der Nachtisch
C
das Frühstück
D
das Abendessen

Slide 10 - Quizvraag

de pasta =
A
das Nudel
B
die Nudel
C
die Kartoffel
D
die Nudeln

Slide 11 - Quizvraag

de patat =
A
die Nudeln
B
die Kartoffeln
C
die Pomme
D
die Pommes

Slide 12 - Quizvraag

smaken =
A
schmacken
B
schmecken
C
smekken
D
smaken

Slide 13 - Quizvraag

de cola =
A
die Cola
B
das Cola
C
der Cola

Slide 14 - Quizvraag

de rekening =
A
der Rechnung
B
das Rechnung
C
die Rechnungen
D
die Rechnung

Slide 15 - Quizvraag

eet smakelijk =
A
Guten Appetit!
B
Kein Hunger!
C
Bon Appetit!
D
Gut Appetit.

Slide 16 - Quizvraag

Ich nehme einen (koffie) und für ihn einen (sinaasappelsap), bitte.

Slide 17 - Open vraag

Das Essen ist zu (warm) und das Bier ist zu (koud)

Slide 18 - Open vraag

Ich habe nicht (genoeg) (gegeten)

Slide 19 - Open vraag

Ich möchte noch etwas (bestellen) und danach möchte ich (de rekening).

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

het zout =
A
der Salz
B
das Salz
C
die Salz

Slide 22 - Quizvraag