In maart 1968 zegt Alexander Dubček, leider van de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije, tegen hoge sovjetleiders:
De huidige gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije vormen geen herhaling van de gebeurtenissen in Hongarije in 1956. In Hongarije kwamen de volksmassa's in opstand tegen de Partij en het Centraal Comité, terwijl in Tsjecho-Slowakije de massa's zich alleen uitspreken tegen de conservatieven en de groep rond Novotný (1), maar achter de Partij en het Centraal Comité (2) staan en vriendschap met de Sovjet-Unie wensen