Was wisst ihr alles noch vom Ansichtkart schreiben?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Besprechen Arbeitsblätter
1. Lieber Thorsten,
2. Liebe Monika,
3. Das Wetter ist schön.
4. Das Wetter ist nicht so schön.
5. Wir haben viel in der Sonne gelegen./ Wir haben viel geschwommen.
6. Wie geht es mit dir?
Slide 11 - Tekstslide
Besprechen Arbeitsblätter
7. Wo bist du im Urlaub?
8. Die Sonne scheint den ganzen Tag.
9. Wie ist das Wetter auf Kreta?
10. Bis bald.
11. Ich bin mit meine Eltern im Urlaub.
Slide 12 - Tekstslide
Schreibt jetzt selbst eine Postkarte
Schreibe jetzt eine kleine Postkarte zurück:
Denke ein Urlaubsland aus
Beschreibe das Wetter
Beschreibe 2 Aktivitäten, die du gemacht hast
(15 min) Besprechen
Slide 13 - Tekstslide
Hausaufgaben 2. September
Blz. 185 opdr. 18 t/m 20
Slide 14 - Tekstslide
2. September
Zu tun:
Wiederholen regeln Ansichtkarte schreiben
Praktische Übungen + besprechen
Grammatic
Hörfertigkeit
Sehfertigkeit
Slide 15 - Tekstslide
De aanhef bij een vrouw is?
Slide 16 - Open vraag
De aanhef bij een man is?
Slide 17 - Open vraag
De eerste zin begin je met een hoofdletter
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Hoe zeg je: Hoe gaat het met jou?
Slide 19 - Open vraag
Hoe zeg je: Met mij gaat het goed.
Slide 20 - Open vraag
Hausaufgaben besprechen
Seite 185 Aufgabe 18 t/m 20
Slide 21 - Tekstslide
Praktische Aufgabe (20 min)
ET Aufgabe 16
eerder klaar? ET opdr. 11, 12,13, 15
Slide 22 - Tekstslide
Besprechen
1. Wechselt euere Karte aus
2. Was findest du schöne Sätze (zinnen)?
3. Welche Wörter/ Sätze sind deiner Meinung nach falsch?
4. Was würdest du noch hinzufugen (toevoegen)?
Slide 23 - Tekstslide
Werkwoorden Duits
Tegenwoordige tijd
Slide 24 - Tekstslide
Werkwoorden (PTA)
feesttenten werkwoorden
cheerleader werkwoorden
onregelmatige werkwoorden (sein, haben, können, mögen, dürfen en wissen)
Slide 25 - Tekstslide
Denken, delen (5 min)
DENKEN: schrijf voor je zelf op, wat weet je nog van de volgende werkwoorden feesttenten werkwoorden en cheerleader werkwoorden
- regels
- vervoeging
- voorbeeld
Schrijf ook haben en sein uit
DELEN: vorm een groepje van 3 personen en wissel uit
bespreken
Slide 26 - Tekstslide
Wohnen - Wo .... du?
Slide 27 - Open vraag
kaufen - Maria ... ein Brot
Slide 28 - Open vraag
lieben - ... ihr Hunde?
Slide 29 - Open vraag
machen - Ich ... immer meine Hausaufgabe.
Slide 30 - Open vraag
bellen - Der Hund ... sehr laut.
Slide 31 - Open vraag
versorgen - Mein Bruder und ich ...unser Pferd.
Slide 32 - Open vraag
besuchen - Wir gehen einkaufen und ... dann die Oma
Slide 33 - Open vraag
üben grammatic
Zowel onregelmatig als regelmatig
alles is in de tegenwoordige tijd
Stamp PTA met hoge cesuur
Slide 34 - Tekstslide
grammatic Seite 217/218
können = kunnen
dürfen = toestemming geven / krijgen
wissen = weten
wollen = willen
mögen = lusten/houden van
Vertaling moet je weten.
Wir dürfen nicht nach Hause gehen.
Slide 35 - Tekstslide
Vergelijk de stam en de uitgangen
Bij een modaal werkwoord in het Duits:
Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker können --> ich kann dürfen --> ich darf
Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang (dus geen "e" of "t"!) ich darf , ich kann... er darf, er kann
Slide 36 - Tekstslide
Wat is er anders bij "dürfen"
zwak werkwoord: modaal werkwoord 'dürfen:
ich wohn e ich darf -
du wohn st du darf st
er/sie/es wohn t er/sie/es darf -
wir wohn en wir dürf en
ihr wohn t ihr dürf t
sie/Sie wohn en sie/Sie dürfen
Slide 37 - Tekstslide
Wat is er anders bij "können"?
zwak werkwoord: modaal werkwoord 'können':
ich wohn e ich kann -
du wohn st du kann st
er/sie/es wohn t er/sie/es kann -
wir wohn en wir könn en
ihr wohn t ihr könn t
sie/Sie wohn en sie/Sie könn en
Slide 38 - Tekstslide
Wat helpt je bij het leren?
Bij deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud: - dürfen (= mogen, ik mag) -> ich darf - können (= kunnen, ik kan) > ich kann
Slide 39 - Tekstslide
Let op de Umlaut
Ich kann, wir können
Soms meerdere opties mogelijk:
Diese Affen ..................... kein Fleisch
mögen, dürfen, können, wollen
Slide 40 - Tekstslide
GOED ONTHOUDEN!
1. Bij ich en er/sie/es : hebben deze werkwoorden
geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de
klinker in de stam
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele
werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).