1.5 de bank betaalt

1.5 de bank betaalt
Welkom allemaal!
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.
Denk eens goed na waar we het de vorige les over hebben gehad?!?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.5 de bank betaalt
Welkom allemaal!
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.
Denk eens goed na waar we het de vorige les over hebben gehad?!?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Korte terugblik 1.4 bijverdienen
Uitleg 1.5
Huiswerk
Nabespreking

Slide 2 - Tekstslide

Gatentekst
Als je werkt voor een baas, dan ben je een 1) _______. Jouw baas wordt ook wel een 2) _______ genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het 3) _______ verdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw 4) _______ als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw 5) _______. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je 6) _______ verdient en dat je baas tevreden is. .
Vul in in de tekst!
  • Werkgever
  • Plicht
  • Werknemer
  • Loon
  • Recht
  • Minimumloon /
     Minimumjeugd
     loon

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
Als je werkt voor een baas, dan ben je een WERKNEMER. Jouw baas wordt ook wel een WERKGEVER genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het MINIMUM(JEUGD)LOON verdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw RECHT als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw PLICHT. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je LOON verdient en dat je baas tevreden is. .

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • verschillende redenen noemen om te sparen.
  • uitleggen wat rente is.
  • uitleggen hoe banken geld verdienen.
  • rente berekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 5 - Tekstslide

Mensen sparen voor om verschillende redenen. Dat noemen we spaarmotieven.

Er zijn drie soorten spaarmotieven!
  • Sparen voor een grote uitgave
  • Sparen voor een onverwachte 
      uitgave
  • Sparen voor de rente
Spaarmotieven

Slide 6 - Tekstslide

Sparen levert rente op. Rente is een beloning voor het sparen. Rente wordt ook wel intrest genoemd.

De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
  • het rentepercentage.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?

Slide 7 - Tekstslide

Heeft sparen voor rente nog zin?

Slide 8 - Tekstslide



Spaarrekening
  • Geen vast rentepercentage
  • Geen vaste looptijd
  • Opnemen en storten is
      altijd mogelijk


Spaardeposito
  • Vast rentepercentage
  • Vaste looptijd
  • Opnemen en storten tijdens
     de looptijd niet mogelijk        
Spaarvormen
Flexibel!
Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel!
Je kan pas bij je geld na de looptijd!

Slide 9 - Tekstslide

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Hoe reken je dit uit?
OPDRACHT
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Stap 1: Reken 1% uit!
    Spaarbedrag : 100 =  Uitkomst (1%)
  • Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage 
  • Uitkomst stap 1 x rentepercentage =  rentebedrag
  • Oplossing
  • € 1.000 / 100 x 4% = € 40,-
ANTWOORDEN

Slide 11 - Tekstslide

Rente berekenen
Totaalbedrag : 100 x rentepercentage

Voorbeeld: Kees heeft €1800 op zijn spaarrekening staan.
De bank betaalt 1,2% rente
1800: 100 = 18
18x 1,2 = 21,6
Kees krijgt €21,6 aan rente

Slide 12 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  •  Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6, 8, 9, 10, 11 en 12 op bladzijde 26 en 27.
  • Je werkt in stilte aan het huiswerk! ;)
  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Nabespreking opdracht 6
Duncan --> €3000:100=30 daarna  30 X 4= €120
Frieda --> €4000:100=40 daarna 40 X 2= €80
Monica --> €2000:100=20 daarna 20 X 5=€100
Stefan --> €1000:100=10 daarna 10 X 3=€30

Slide 14 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • verschillende redenen noemen om te sparen.
  • uitleggen wat rente is.
  • uitleggen hoe banken geld verdienen.
  • rente berekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 15 - Tekstslide

Op je spaarrekening staat € 225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je na 1 jaar aan rente krijgt.

Slide 16 - Open vraag

Je hebt een spaarbedrag van €300. De rente van je spaargeld is 2% per jaar. Hoeveel rente krijg je van de bank na een jaar?


Slide 17 - Open vraag

Hoeveel rente krijg ik. Ik heb € 500,- op de bank en krijg 1,3% rente.


Slide 18 - Open vraag

Hoeveel is 1,1% rente op een spaarbedrag van € 980,-?

Slide 19 - Open vraag

Je hebt €458 gespaard. Je krijgt 1,8% rente.
Hoeveel euro rente krijg je dan?

Slide 20 - Open vraag

Spaarbedrag: €625,--
Rente: 0,75%
Bereken het bedrag dat je ontvangt aan rente.
Schrijf je berekening op

Slide 21 - Open vraag

Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te
1) _______
. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je 2) _______ krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de 3) _______ die je kiest. Sommige banken bieden een 4) _______ aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel 5) _______ genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule:
(spaarbedrag : 100) x rentepercentage = rente.

Vul in in de tekst!
  • Sparen
  • Intrest / rente
  • Spaarvorm
  • Bonusrente
  • Spaarmotieven

Slide 22 - Tekstslide

Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te SPAREN. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je INTREST / RENTE krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de SPAARVORM die je kiest. Sommige banken bieden een BONUSRENTE aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel SPAARMOTIEVEN genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule: (spaarbedrag : 100) x rentepercentage.

Slide 23 - Tekstslide