Hoofdstuk 2 paragraaf 1 Wetenschap en politiek in de Griekse Stadstaat

De tijd van Grieken en Romeinen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De tijd van Grieken en Romeinen

Slide 1 - Tekstslide

Wetenschappelijk denken
Mythologisch wereldbeeld: De goden zijn verantwoordelijk voor gebeurtenissen in de wereld. 

Slide 2 - Tekstslide

Wetenschappelijk denken
Filosofen dachten: 
  1. Rationeel denken.
  2. Gebruik redelijkheid en verstand om antwoord te krijgen op vragen in de wereld. 
  3. Onderzoek de feiten en stel systematisch vragen om antwoord te krijgen op vragen in de wereld. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is rationeel denken?

Slide 4 - Open vraag

Hoe is onze westerse manier van denken beïnvloed door de Griekse filosofen.

Slide 5 - Open vraag

Wetenschappelijk denken
Uit de filosofie ontstaat de wetenschap zoals: 
  1. Wiskunde (Stelling van Pythagoras.)
  2. Natuurkunde ( Wet van Archimedes)
  3. Medische wetenschap (Eed van Hippocrates)
  4. Geschiedwetenschap (Homerus)

Slide 6 - Tekstslide

Wetenschappelijk denken
Belangrijkste Griekse Filosofen: 

  1. Socrates
  2. Plato
  3. Aristoteles

Slide 7 - Tekstslide

Wetenschappelijk denken
Plato: 
  • Ethiek: Wat is goed en fout. 
  • Filosofen bedenken wat die 'algemene' normen tussen goed en fout zijn. 
  • Hieruit moet opgemaakt worden wat rechtvaardig gedrag is en wat niet. 

Slide 8 - Tekstslide

Wetenschappelijk denken
Aristoteles: 
  • Hoe komt kennis tot stand. 
  • Hoe werkt wetenschap. 
  • Wetenschap begint met beschrijven, observeren en groeperen van verschijnselen.  
  • Uit die handelingen een algemene conclusie getrokken worden. 
  • Gebruik logisch nadenken. 

Slide 9 - Tekstslide

Op welke manier heeft Aristoteles de hedendaagse wetenschap beïnvloed.

Slide 10 - Open vraag

Atheense Democratie
Poleis/Stadstaten: 

Een polis/stadsstaat: Een stad met omliggende land met eigen bestuur, leger, wetten en munt. 

Slide 11 - Tekstslide

Atheense Democratie
Bestuursvormen: 
  1. Monarchie
  2. Aristocratie
  3. Oligarchie
  4. Tirannie
  5. Democratie

Slide 12 - Tekstslide

Atheense Democratie


Monarchie: Stadsstaat bestuurt door een koning. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Atheense Democratie


Aristocratie: Stadsstaat bestuurt door een groep aanzienlijke mensen. 

Slide 15 - Tekstslide

Atheense Democratie


Oligarchie: Staat geleid door een kleine groep mensen.  

Slide 16 - Tekstslide

Atheense Democratie


Tirannie: Staat geleid door een Tiran. 

Slide 17 - Tekstslide

Atheense Democratie


Democratie: Staat waarbij het volk beslist. 

Slide 18 - Tekstslide

Atheense Democratie
  1. In 510 v.C. werd de laatste Tiran uit Athene gejaagd. 
  2. in 507 v.C. werd Athene een Democratie. 

Slide 19 - Tekstslide

Atheense Democratie
  • In Athene beliste de Volksveragdering over wetten, kozen bestuurders en controleerden de bestuurders. 
  • Burgers hadden dezelfde rechten en mochten zeggen wat ze wilden. 
  • Alle burgers mochten stemmen en spreken in de volksvergadering. Minimaal moesten 6.000 burgers aanwezig zijn. 
  • Athene had geen parlement en was daarom een directe democratie (Burgers stemden zelf voor wat zij vonden wat goed of fout was)
  • Vrouwen, slaven en immigranten waren uitgesloten van burgerschap en mochten daarom niet stemmen. 

Slide 20 - Tekstslide

Leg uit in je eigen woorden het verschil tussen een directe en indirecte democratie uit.

Slide 21 - Open vraag

Denken over politiek
Socrates, Plato en Aristotles vonden het slecht dat alle stemmen van alle burgers even zwaar telden. 

Volgens hen moest je verstand hebben van zaken om te mogen stemmen. 

De staat konden beter geleid worden door mensen die de kwaliteiten hadden om een staat leiden. 

Slide 22 - Tekstslide

Ben je het eens met de volgende stelling: Volgens de filosofen moest je verstand hebben van zaken om te mogen stemmen.

Slide 23 - Open vraag

Denken over politiek
Einde Atheense Democratie: 
  1. Athene wilden dat de andere stadstaten ook democratie werden. 
  2. Sparta was een aristocratie en wilden dat niet. 
  3. Peleponesische oorlog tussen Sparta en Athene. 
  4. Athene verliest de oorlog en is daarna niet meer zo machtig als vroeger. 
  5. Philips van Macedonie verovert Athene en schaft de democratie af. 


Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag: Huiswerk
  • Maken Paragraaf 2.1. 
  • Nakijken introductie en paragraaf 2.1.
  • Leren leerdoelen 2.1.
  • Verder met paragraaf 2.2.

Slide 25 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit: De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat.

Slide 26 - Open vraag

Noem 5 Griekse bestuursvormen.

Slide 27 - Open vraag

Huiswerk
  • Maken Paragraaf 2.1. 
  • Nakijken introductie en paragraaf 2.1.
  • Leren leerdoelen 2.1.
  • Verder met paragraaf 2.2.

Slide 28 - Tekstslide