Thema 4

A1 Thema 4.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

A1 Thema 4.

Slide 1 - Tekstslide

Waar doe je boodschappen?
A
Bij de Action
B
Bij de Aldi
C
Bij C&A
D
Bij de kringloopwinkel

Slide 2 - Quizvraag

Wat koop je bij de bakker?
A
appels
B
vlees
C
groente
D
brood

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen groente?
A
sla
B
wortel
C
appel
D
ui

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen fruit?
A
peer
B
sinaasappel
C
kiwi
D
prei

Slide 5 - Quizvraag

Welke groenten ken jij?

Slide 6 - Open vraag

Welke zin is goed?
A
Hij vlees koopt in de supermarkt.
B
Hij koopt vlees in de supermarkt.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Waar koopt jij groenten?
B
Waar koop jij groenten?
C
Waar kopt jij groenten?

Slide 8 - Quizvraag

Komen: Wat is NIET goed?
A
ik komt
B
jij komt
C
jullie komen
D
kom jij?

Slide 9 - Quizvraag

Gaan: wat is NIET goed?
A
hij gaat
B
u gaat
C
jjj gaat
D
ik gaat

Slide 10 - Quizvraag

Staan: Wat is NIET goed?
A
ik sta
B
jullie staan
C
hij staan
D
staat jij?

Slide 11 - Quizvraag

Wat eet je bij het ontbijt?

Slide 12 - Woordweb

Wat eet je bij de lunch?

Slide 13 - Woordweb

Wat eet je bij het avondeten?

Slide 14 - Woordweb

Komen (op/bij/in)

Ik ..... op school. 
De kinderen ...... op school. 
De hond ... bij de dierenarts. 
Mevrouw de Vries ..... 
De buren .... 

blz. 131 
Gaan (naar)

De meisjes .... naar hun oma. 
De opa ..... naar zijn kleinkinderen. 
De mensen ...... 
Het jongetje ..... 

blz. 131 

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen maken:


1. De kinderen
2. Het meisje
3. De oude man
4. Meneer en mevrouw Dijkstra 
5. De buurman 
6. Ik 
Gebruik de volgende werkwoorden:  komen, gaan, hebben of zijn  


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Nu jij! 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Maak van de volgende zinnen een vraag. 
Begin met het werkwoord. 
Je krijgt de zinnen op papier 

Slide 19 - Tekstslide

Geen paspoort?
  • Anja, Kees en Jan zijn op Schiphol
  • Ze zijn een beetje laat
  • Het vliegtuig naar Spanje staat klaar
  • Een man moet de tickets zien.
  • Een vrouw moet de paspoorten zien.
  • Anja geeft haar paspoort.



  • Jan zijn naam staat er ook in.
  • Kees zoekt zijn paspoort in zijn jas.
  • Hij zoekt in zijn broekzak.
  • Hij voelt een gat in zijn zak.
  • Het paspoort zit onder in de jas.
  • Gelukkig kan Kees mee naar Spanje.  











Slide 20 - Tekstslide

Maak een vraag van de zin. Voorbeeld 
Zin:        Anja en Kees zijn op Schiphol. 
Vraag:  Zijn Anja en Kees op  Schiphol? 

Slide 21 - Tekstslide

Maak een vraag.
Begin met 'is'

Slide 22 - Open vraag

Begin met 'Leest....'.

Slide 23 - Open vraag

Begin met 'Eet....'

Slide 24 - Open vraag

Begin met: 'Koopt ...'

Slide 25 - Open vraag

Begin met 'Woont...'

Slide 26 - Open vraag

De les van 20 januari 2022 
WELKOM 

Slide 27 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 

1. Opwarmer 
2. In groepen werken 
Pauze 
3. Groepen ruilen 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht vragen maken. 
Schrijf 5 vragen op die beginnen met een werkwoord. 
Kijk naar de praatplaat. 


Slide 29 - Tekstslide

Kijk naar de plaatjes 
Hoeveel weet jij nog? 
Schrijf ze op! 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Groep 1
Bespreken oefeningen 
4.13: oefening 93 
4.14: schrijf woorden op met
1, 2 en 3 lettergrepen 
4.15: Tekst lezen 
In 2-tallen spreken 
(werkblad lesidee 4.15)
Pauze
Checklijst thema 4
maken en bespreken 
Lezen 

Groep 2 
Lezen Jan maakt een tafel 
Woorden omschrijven 
Pauze 
Thema 8
8.1 en 8.2 
Nos Journaal 



Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide