EXTRA: Pluriforme samenleving vmbo kader

EXTRA OPDRACHT 
Pluriforme samenleving
vmbo kader
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

EXTRA OPDRACHT 
Pluriforme samenleving
vmbo kader

Slide 1 - Tekstslide

Culturele diversiteit is...

Slide 2 - Open vraag

Dit is een voorbeeld van
een ........................................
subcultuur
A
etnische
B
religieuze
C
muzikale
D
politieke

Slide 3 - Quizvraag

Nederlanders zijn gierig, dat is een
A
vooroordeel
B
stereotype
C
feit

Slide 4 - Quizvraag

Sonja is zielig, want zij zit in een rolstoel. Dit is een
A
vooroordeel
B
stereotype
C
feit

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent tolerantie?

A
Dat je in de meerderheid bent
B
Dat je iedereen goed vind en accepteert hoe die is
C
Dat je niet iedereen accepteert maar alleen je eigen volk
D
Dat je alleen naar jezelf kijkt en niet naar anderen

Slide 6 - Quizvraag

Wie kwamen er in de jaren '60 van de vorige eeuw naar Nederland?
A
Irakezen, vanwege de oorlog in hun land
B
asielzoekers vanuit Duitsland en België
C
Turken en Marokkanen om hier te werken.
D
Surinamers omdat hun land onafhankelijk werd.

Slide 7 - Quizvraag

Wat heeft dit plaatje met discriminatie te maken?
In je antwoord laat je duidelijk merken dat je weet wat discriminatie betekent.

Slide 8 - Open vraag

Welke uitspraak is juist?
Uitspraak 1 : Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen
Uitspraak 2 : Over Nederlanders bestaan stereotypen


A
Beide uitspraken zijn fout
B
Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
C
Uitspraak 2 is juist, uitspraak 1 is onjuist
D
Beide uitspraken zijn goed

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een eis waar iemand buiten de EU aan moet voldoen om een verblijfsvergunning te krijgen in Nederland?


A
Bij gezinsvorming moeten beide partners boven de 20 jaar zijn.
B
Bewijzen dat er geen werk is hun eigen land.
C
Bewijzen dat ze ernstig gevaar lopen in hun eigen land.
D
Een beroep doen waar geen speciale vraag naar is.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een sterke scheiding tussen bevolkingsgroepen?


A
assimilatie
B
segregatie
C
integratie
D
basisregels

Slide 11 - Quizvraag

Met subcultuur bedoelen we cultuur die:
A
van een kleine groep mensen binnen de samenleving is.
B
hoort bij de grootste groep in de samenleving.
C
alleen populair is bij jongeren.
D
afgeleid is van de dominante cultuur.

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Cultuur kan verschillen per groep, per plaats en in tijd.
2. Iemand kan niet tot de dominante cultuur behoren en tegelijkertijd bij verschillende subculturen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?
1. “Jongeren zonder bijbaantje zullen wel lui en verwend zijn.”
2. “Benny zal wel arm zijn, want zijn ouders hebben geen auto.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel.
D
1 en 2 zijn stereotypen.

Slide 14 - Quizvraag

Bij een sollicitatiegesprek krijgt een vrouw deze vraag:
'Ik mag het eigenlijk niet vragen, maar... ben je van plan om zwanger te worden?'
Waarom mag die persoon dat eigenlijk niet vragen?
A
Het is een vooroordeel.
B
Het is racisme.
C
Het is seksisme.
D
Het is tolerant.

Slide 15 - Quizvraag

Omar heeft net zijn koksdiploma gehaald en solliciteert bij een Chinees restaurant. Hij wordt afgewezen omdat het bedrijf alleen een Chinees voor de functie wil. Hier is sprake van discriminatie vanwege:
A
culturele achtergrond.
B
leeftijd.
C
racisme.
D
uiterlijk.

Slide 16 - Quizvraag

Wie emigreren uit hun land vanwege de veiligheid?
A
Een vluchteling.
B
Iemand die vanwege gezinshereniging zijn land verlaat.
C
Iemand die door gezinsvorming naar Nederland komt.
D
Een arbeidsmigrant.

Slide 17 - Quizvraag

Wat waren vroeger koloniën van Nederland?
A
Suriname en Indonesië.
B
De Nederlandse Antillen en België.
C
Indonesië en Spanje.
D
Italië en Suriname.

Slide 18 - Quizvraag

De Spanjaard Manuel Cardoso heeft al twee jaar een restaurant op Texel. Hij wil in Nederland blijven en laat zijn vrouw en dochtertje naar Nederland komen. Hier is sprake van:
A
asiel.
B
gezinshereniging.
C
gezinsvorming.
D
onafhankelijkheid van koloniën.

Slide 19 - Quizvraag

Er is sprake van …………….. als een nieuwkomer sommige Nederlandse gewoonten overneemt.
Welk woord is weggelaten?
A
integratie.
B
discriminatie.
C
segregatie.
D
spanningen.

Slide 20 - Quizvraag

Waarom zijn jongere allochtonen vaak beter geïntegreerd dan hun ouders en grootouders?
A
Zij leren op school Nederlands en hebben contact met autochtone kinderen.
B
Zij zijn intelligenter dan hun ouders.
C
Zij worden minder vaak gediscrimineerd dan hun ouders.
D
Zij hebben minder last van werkloosheid.

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de foto en lees de tekst. Beantwoord daarna de vraag in de volgende slide.
Carnaval is een katholieke feestdag. Vooral in het zuiden van Nederland vieren mensen carnaval. Sommige steden en dorpen hebben dan zelfs een andere naam. Den Bosch heet dan Oeteldonk en Bergen op Zoom heet Krabbegat.  
 
Er zijn optochten met praalwagens en feesten waar veel bier wordt gedronken. Ook wordt er gedanst (gehost) op muziek die speciaal voor dit doel is geschreven, de carnavalskrakers. 
In veel dorpen en steden nemen Prins Carnaval en de raad van elf ‘de macht’ over van de burgemeester en wethouders. 

Slide 22 - Tekstslide

Bekijk de foto en lees de tekst. Beantwoord daarna de vraag.

Is carnaval een subcultuur? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open vraag

Met subcultuur bedoelen we cultuur die:
A
van een kleine groep mensen binnen de samenleving is.
B
hoort bij de grootste groep in de samenleving.
C
alleen populair is bij jongeren.
D
afgeleid is van de dominante cultuur.

Slide 24 - Quizvraag

Je bent een ... als jijzelf in Zweden en allebei je ouders in Nederland zijn geboren.

Slide 25 - Open vraag

Wat staat in Artikel 1 van de grondwet?

Slide 26 - Open vraag

Wat is een kolonie?

Slide 27 - Open vraag

Wat betekent een 'onafhankelijk' land?

Slide 28 - Open vraag

Nederland
Suriname
Antillen
Indonesië

Slide 29 - Sleepvraag

Een expat is vaak...
A
Praktisch opgeleid
B
Hoog opgeleid

Slide 30 - Quizvraag

Niet aanpassen, maar afzonderen. 
Deels aanpassen, maar ook eigen cultuur behouden. 
Volledig aanpassen aan de cultuur waar je gaat wonen. 

Slide 31 - Sleepvraag

Een postbode heeft een lagere positie dan een leraar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Met een vmbo basis diploma kan je altijd gelijk door naar mbo niveau 3.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Je kan naar de universiteit met een....diploma.
A
vmbo tl
B
havo
C
vwo
D
hbo

Slide 34 - Quizvraag

Uit hoeveel landen bestaat de EU?

Slide 35 - Open vraag

Wanneer je als Nederlander in Duitsland gaat wonen, MOET je een Duitse taalcursus volgen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Iedereen die in Nederland komt wonen moet een inburgerings examen doen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Kom je uit de VS, dan moet je een inburgeringsexamen doen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Katarzyna Hoffmann heeft een Nederlands paspoort. Ze is in Polen geboren. Is ze daarmee een autochtoon geworden?
Geef een argument waarom wel of waarom niet.

Slide 39 - Open vraag

Alle allochtonen zijn buitenlanders.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Haring eten hoort al heel lang bij de dominante Nederlandse cultuur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Een broodje shoarma eten hoort al heel lang bij de dominante Nederlandse cultuur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Aan iemands huidskleur kun je zien of hij allochtoon of autochtoon is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Een Duitser die hier woont en werkt, is een allochtoon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

De uitspraak 'Polen zijn de hele dag dronken' is een voorbeeld van:
A
Discriminatie
B
Socialisatie
C
Stereotype
D
Vooroordeel

Slide 45 - Quizvraag

Een maatschappelijke positie wordt onder meer bepaald door je opleiding en inkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 46 - Quizvraag

Iemand die werk doet dat hij niet leuk vindt, heeft een lagere maatschappelijke positie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quizvraag

Er zijn migranten met een hoge maatschappelijke positie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Jonge mensen hebben altijd een lagere maatschappelijke positie dan oude mensen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

Wat is een startkwalificatie?
Een startkwalificatie is een diploma van de havo, het vwo, of het mbo niveau 2 of hoger. Kinderen van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie moeten tot hun 18e onderwijs volgen. De  
bedoeling van deze regeling is dat zij proberen een  startkwalificatie te halen.

Slide 50 - Tekstslide

Leg uit waarom een startkwalificatie belangrijk is voor een betere maatschappelijke positie.

Slide 51 - Open vraag

Waarden zijn:
A
alles wat mensen belangrijk vinden in het leven.
B
de gedragsregels die belangrijk zijn in Nederland.
C
regels over hoe je je moeten gedragen.
D
belangen die alle Nederlanders delen.

Slide 52 - Quizvraag

Jippie!!!

Je bent klaar en mag iets voor jezelf gaan doen, SSST!!!


Slide 53 - Tekstslide