Kelvinschaal: Gebaseerd op de koudst mogelijke temperatuur
0 K = -273,15 °C 10 K = ... 273,15 K = 0 °C ... = 100 °C
Slide 8 - Tekstslide
Aan de slag!
Maken opg 22 t/m 32 op blz 48 t/m 50 van je werkboek
Slide 9 - Tekstslide
Antwoorden
Slide 10 - Tekstslide
22. Bij beiden zie je de overgang van vloeibaar naar gas. Verdampen gebeurt bij elke temperatuur, koken alleen bij het kookpunt.
23. Dat wordt lager.
24. a . Zie rechts
b. 78 °C
Slide 11 - Tekstslide
25. a. lood en paraffine
b. Alcohol en ether
c. Ozon en ethaan
26. a. -39 °C
b. De vaste fase
c. alcohol stolt pas bij -114
°C. Dit gaat dus goed.
27. De temperatuur is kleiner dan 0 °C. Doordat je zout strooit wordt het smeltpunt van water lager. Het ijs ontdooit dan dus ook als het kouder is dan 0 °C
28. Om het water te laten verdampen.
Slide 12 - Tekstslide
29. a. Bij A vloeibaar, bij C vast.
b. Bij B.
c. 70 °C
30. Ze gebruikt dezelfde stof. Dan verandert het smeltpunt dus niet, het duurt alleen langer. Grafiek B is dan juist.
Plusstof: 31. a. Je kunt niet in de min gaan b. Wij zijn gewend aan °C, je moet omrekenen