Als werkzoekende die boven de 65 jaar of ouder zijn zich niet meer hoeven te laten registreren als werkzoekende:
dan zal het officiële werkloosheidscijfer dalen
2.8f
Als werkzoekende die boven de 65 jaar of ouder zijn zich niet meer hoeven te laten registreren als werkzoekende:
dan zal de verborgen werkloosheid toenemen, een aantal van hen zal best een baan willen, maar staat nu niet meer geregistreerd
Slide 10 - Tekstslide
2.9a
Netto participatiegraad: x 100
10.100.000/14.200.000 x 100 = 71,1%
2.9b
Bij de brutoparticipatiegraad (hoeveel % van de beroepsbevolking heeft een baan of zoekt een baan) zal dit percentage hoger zijn.
De naar werkzoekende tellen ook mee. In dit geval is dit:
11.700.000/14.200.000 x 100 = 82,4%
werkzame beroepsbevolking
beroepsgeschikte bevolking
Slide 11 - Tekstslide
2.9c
Participatiegraad vrouwen is gestegen, dit komt door bijvoorbeeld:
vrouwen krijgen minder kinderen dan vroeger
vrouwen zijn hoger opgeleid dan vroeger
de kinderopvang is verbeterd
ook de partner is meer in deeltijd gaan werken
er zijn minder duurzame/vaste relaties (vrouwen moeten dus wel)
Slide 12 - Tekstslide
2.9d
De participatiegraad van vrouwen is mede bepalend voor de participatiegraad van mannen: omdat vrouwen naar verhouding meer betaald werk gingen doen, ontstond er meer financiële ruimte in gezinnen zodat de partner minder betaald werk kon doen en meer huishoudelijke en zorgtaken op zich kon nemen.
Slide 13 - Tekstslide
2.9e
Gegeven: er zijn 14.100.000 vrouwen tussen de 15 en 75 jaar.
Verklaring relatief hoog werkloosheidspercentage laag opgeleide jongeren: zij zijn minder breed inzetbaar en hebben minder ervaring. Daardoor zijn ze minder aantrekkelijk en blijven ze langer werkloos, ondanks dat ze goedkoper zijn.
Slide 18 - Tekstslide
Paragraaf 2.3 Aan het werk
Leerplichtwet: iedereen van 5 tot 16 jaar moet in Nederland naar school.
Startkwalificatie: als je minimaal een havo, vwo of mbo-niveau 2 hebt behaald
Minderjarig: onder de 18 jaar
Onder de 16 kunnen ouders een arbeidscontract ontbinden
binnen 4 weken bezwaar maken tegen de arbeidsovereenkomst die hun kind wellicht zonder toestemming hebben afgesloten
Slide 19 - Tekstslide
We kijken zo een filmpje
Let goed op!
Na afloop krijg je een aantal vragen over dit filmpje
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Wat is een arbeidsovereenkomst
A
Afspraak tussen werkgever en werknemer.
B
Overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden
C
Iemand die één of meerdere personen in dienst heeft
D
Iemand in dienst van een baas
Slide 22 - Quizvraag
De afkorting CAO betekent
A
collectieve arbeids overeenkomst
B
collegene aloe vera
C
collectie arbeid onderwereld
D
collectieve aap ondersteboven
Slide 23 - Quizvraag
Wat heb je aan de CAO?
A
Heb er helemaal niets aan
B
Zonder cao heb je alleen de minimale bescherming van de wet
C
Wanneer een arbeidsovereenkomst iets bepaalt wat de cao niet toelaat, gaat de cao voor.
D
Een arbeidsovereenkomst geldt alleen voor jou. Een cao geldt voor een hele sector of bedrijf.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is geen arbeidsvoorwaarde?
A
Het loon dat je verdient
B
Het aantal uren dat je werkt
C
De veiligheid van je werk
D
De verlofdagen
Slide 25 - Quizvraag
Wat is geen primaire arbeidsvoorwaarde?
A
Werktijden
B
Auto van de zaak
C
Vakantiedagen
D
Salaris
Slide 26 - Quizvraag
Wat is altijd een verschil tussen een contract van bepaalde tijd en onbepaalde tijd?
A
Aantal vakantiedagen
B
Einddatum
C
Proeftijd
D
Salaris
Slide 27 - Quizvraag
Juist of onjuist? Een vaste baan heeft een contract voor bepaalde tijd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een bedrijfstak of branche? Een bedrijfstak....
A
... is de productieweg binnen een bedrijf
B
...geeft aan welke bedrijven in de productieweg van een product voorkomen
C
... zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
D
... zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een vakbond?
A
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werkgevers.
B
Een organisatie die opkomt voor de belangen van rijken.
C
Een organisatie die opkomt voor de belangen van armen.
D
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
Slide 30 - Quizvraag
Individuele arbeidsovereenkomst:
afspraak tussen werkgever en werknemer waarin de rechten en plichten van beiden zijn geregeld.
Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO):
gemeenschappelijke afspraken tussen werknemers en werkgevers en een bepaalde bedrijfstak of een bepaalde onderneming.
Secundaire arbeidsvoorwaarden: bijv. auto van de zaak, reiskosten, studie.
Slide 31 - Tekstslide
Bepaalde tijd: de arbeidsduur is vastgelegd, bijvoorbeeld 1 jaar.
Onbepaalde tijd: als je in vaste dienst treed, dus zonder einddatum.
Arbeidsvoorwaarden:
proeftijd en opzegtermijn
gelijke behandeling (AWGB)
minimumloon
arbeidsomstandighedenwet (ARBO)
arbeidstijden en vakantiedagen
ziekte
ontslag
Slide 32 - Tekstslide
Bedrijfstak: groep bedrijven die min of meer vergelijkbare producten of diensten leveren.
Vakbonden: organisaties die opkomen voor de belangen van werknemers in een bepaalde bedrijfstak.
Vakcentrales: overkoepelende organisaties bijvoorbeeld FNV, CNV en VCP.
Brancheorganisaties: alle fabrikanten die hetzelfde produceren.
Centrale werkgeversorganisaties: MKB-Nederland, LTO-Nederland en VNO-NCW.
Slide 33 - Tekstslide
Opdrachten om te maken bij paragraaf 2.3
2.11 toepassen begrippen
2.12 toepassen begrippen en bepalingen
2.13 begrippen weten en toepassen
2.14 vakantietoeslag berekenen, stijging in procenten kunnen
berekenen, vakantiedagen kunnen berekenen
Slide 34 - Tekstslide
Wat hoort bij de:
primaire arbeidsvoorwaarden?
secundaire arbeidsvoorwaarden?
Rekenen: procenten,
vakantietoeslag, en -dagen.
Begrippen:
Leerplichtwet
Startkwalificatie
Individuele arbeidsovereenkomst
Collectieve arbeidsovereenkomst
Bedrijfstak
Vakbond
Brancheorganisatie
Welke 8 arbeidsvoorwaarden en wetgeving zijn er?
Wat is het verschil tussen:
bepaalde- en onbepaalde tijd?
Wat moet je weten van § 2.3?
Slide 35 - Tekstslide
Maak in stilte
en
zelfstandig
de opdrachten 2.11 t/m 2.14
pagina 66 t/m71
Ben je klaar:
Neem alvast §2.4 door
timer
9:00
ben je niet stil => strafwerk!
Slide 36 - Tekstslide
Ik weet wat de Leerplichtwet inhoudt
Ik weet wat de Startkwalificatie inhoudt
Ik weet wat een individuele arbeidsovereenkomst is
Ik weet wat een collectieve arbeidsovereenkomst is
Ik weet welke partijen een CAO sluiten
Ik ken vier primaire arbeidsvoorwaarden
Ik ken vier secundaire arbeidsvoorwaarden
Ik weet het verschil tussen bepaalde- en onbepaalde tijd
Ik ken de bepalingen over proeftijd en opzegtermijn
Ik ken de bepalingen over gelijke behandeling
Ik ken de bepalingen over minimumloon
Ik ken de bepalingen over arbeidsomstandigheden
LEER EN
Slide 37 - Tekstslide
2.11
1. Wet gelijke behandeling
2. Leerplichtwet
3. kwalificatieplicht
4. Arbowet
5. Ziektewet
6. re-integratie
7. collectieve
Slide 38 - Tekstslide
2.12a
1. en 3. zijn niet toegestaan:
een proeftijd is maximaal 2 maanden
vakantie dagen zijn minimaal 4 x het aantal werkdagen per week of 4 keer het aantal uren dat je werkt. Ton werkt fulltime dus heeft hij recht op 20 vakantiedagen.
2.12b
Bij diefstal mag de medewerker op staande voet ontslagen worden.
Slide 39 - Tekstslide
2.12c
het gaat om iemand in tijdelijke dienst die net een paar dagen heeft gewerkt, dan zit diegene nog in zijn proeftijd en kan dus per direct opzeggen.
2.12d
1. rechtsgeldig: overeenkomst voor bepaalde tijd, contract verloopt.
2. niet rechtsgeldig: de proeftijd zit erop, nu moet er een
opzegtermijn in acht worden genomen (in dit geval 1 maand).
3. rechtsgeldig: de ouders kunnen gebruik maken van hun recht om
binnen 4 weken bezwaar te maken.
Slide 40 - Tekstslide
2.13a
Partijen CAO: vakbonden en werkgevers (organisaties).
2.13b
CAO verbindend verklaard houdt in dat:
4. er alleen nog individuele arbeidsovereenkomsten mogen worden afgesloten die niet in strijd zijn met de CAO.
2.13c
Secundaire arbeidsvoorwaarde: de reiskostenvergoeding.
Slide 41 - Tekstslide
2.13d
Fulltime werkweek stijgt van 38 naar 40 uur
Dit is een stijging van 40-38 / 38 x 100 = 5,3%
2.13e
Het uurloon stijgt met 2,5% terwijl het personeel 5,3% langer moet werken => de brutoloon per uur daalt.
De werknemers gaan er dus op achteruit.
Slide 42 - Tekstslide
2.14a
358,05/8,96 = 40 uur. Het gaat dus over een 40-urige werkweek.
2.14b
23-jarige krijgt € 1.551,60 per maand.
De vakantietoeslag is minimaal 8% per jaar
dus 8% van 12x1551,60 = 8% van € 18.619,20
= 18619,20/100 x 8 = € 1.489,54
Slide 43 - Tekstslide
2.14c
23-jarige verdient € 1.551,60
16-jarige verdient € 535,30
Hoeveel % is dat van de 23-jarige hoger dan dat van een 16-jarige?
1,5 is omdat er twee mensen zijn die ieder 0,75 fte werken
Slide 44 - Tekstslide
2.14e
Het aantal vakantiedagen van de parttimers:
ze werken allebei 0,75 van 40 uur = 30 uur.
Het wettelijk minimum is 4 x 30 uur = 120 uur.
Dit zijn dan minimaal 4 x 5 dagen = 20 dagen.
Bij een 30-urige werkweek werk je 30/40 x 5 dagen = 3,75 dagen per week.
Dan kom je op 4 x 3,75 dagen = 15 dagen.
Slide 45 - Tekstslide
2.15a
Hans van 17 mag niet worden aangenomen als nachtportier omdat hij tussen 23.00 en 06.00 uur niet mag werken.
Clara mag niet worden aangenomen omdat de schooltijd meetelt als werktijd (en fulltime werken en school is teveel).
2.15b
Boaz mag alleen het baantje aannemen als verzorgende van bejaarden. Voor het bezorgen van kranten moet je 15-jaar zijn en voor het werken aan de lopende band 16-jaar.
Slide 46 - Tekstslide
2.15c
1. als de leerplicht niet zou bestaan zouden werkgevers jongeren onder de 16-jaar
in dienst kunnen nemen, eventueel in plaats van oudere en dus duurdere
werknemers.
2. als de Arbeidstijdenwet niet zou bestaan, zouden werkgevers hun werknemers
langer kunnen laten werken met minder pauzes.
3. als de Arbowet niet zou bestaan, zouden werkgevers minder goed kunnen
letten op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
4. als de Wet op het minimum(jeugd)loon niet zou bestaan, zouden werkgevers
hun laagst betaalde werknemers een nog lager salaris kunnen geven.
Slide 47 - Tekstslide
2.15d
Als deze wetten niet zouden bestaan zouden de kosten van een bedrijf lager zijn en zou de winst hoger zijn.
2.15e
Als een werkgever de proeftijd te kort vindt, dan kan hij de werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunnen aanbieden (bijvoorbeeld een halfjaarcontract). Als de arbeidskracht goed bevalt kan er daarna een vast contract komen.
Of er wordt eerst iemand via een uitzendbureau aangetrokken, als deze bevalt kan dan een vast dienstverband komen.
Slide 48 - Tekstslide
Ik ken de bepalingen over arbeidstijden en vakantiedagen
Ik ken de bepalingen over ziekte
Ik ken de bepalingen over ontslag
Ik weet wat een bedrijfstak is
Ik weet wat een vakbond is
Ik weet wat een vakcentrale is
Ik weet wat een brancheorganisatie is
Ik weet wat een centrale werkgeversorganisatie is
Ik weet wat verbindend verklaren is en wie dit doet