3.3 Europa en de Wereld

Herhaling H3
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling H3

Slide 1 - Tekstslide

Welke zin is ONJUIST?
Lodewijk XIV maakte van Frankrijk een absolutie monarchie waarin:
A
De koning alle beslissingen nam.
B
De koning verantwoording aflegde aan de Staten-Generaal
C
De macht van de koning door niets en niemand werd beperkt
D
Ministers dienaren en adviseurs waren van de koning

Slide 2 - Quizvraag

Op welke manier versterkte Lodewijk XIV zijn macht?

Slide 3 - Open vraag

Sleep de begrippen naar het juiste land
De 7 Nederlanden
Frankrijk in de 17e eeuw
Staten-Generaal 
De stadhouder en de raadspensionaris hebben veel gezag
Bijna alle adel woont bij de koning
Het goddelijk recht om te regeren
Republiek
Absolutisme
Grootsheid en Rijkdom

Slide 4 - Sleepvraag

Welke zin past het beste bij het begrip 'absolutisme'?
A
Lodewijk XIV hoefde aan niemand verantwoording af te leggen over zijn beslissingen.
B
Lodewijk XIV legde verantwoording over zijn beslissingen af aan zijn volk en ministers.

Slide 5 - Quizvraag

Amsterdam was een stapelplaats. Leg uit wat dat is.

Slide 6 - Open vraag

Waarom voerden de Engelsen vaak oorlog met de Nederlanden?

Slide 7 - Open vraag

Waarom werd 1672 een rampjaar genoemd?

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn compagnieën?
A
Boten van de VOC om te handelen
B
Handelsbedrijven
C
Bedrijven in Nederland
D
Monopolie van de VOC

Slide 9 - Quizvraag

De VOC kreeg de monopolie op de handel met Azië, wat is dit?
A
Handelen met Azië met anderen landen erbij
B
VOC en Azië handelen samen met elkaar over producten
C
VOC heeft het alleenrecht om te handelen in Azië
D
De VOC speelt graag het bordspel, monopoly in Azië

Slide 10 - Quizvraag

Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 11 - Quizvraag

Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 12 - Quizvraag

Waar staan de letters VOC voor?
A
Verenigde Oosterse Compagnie
B
Verzamelde Oost-Indische Compagnieën
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verzamelde Oosterse Compagnie

Slide 13 - Quizvraag


Geef een aantal voorbeelden
van 'specerijen'

Slide 14 - Open vraag

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1587
B
1602
C
1621
D
1648

Slide 15 - Quizvraag

Taken van VOC
Hoort er niet bij
Handelen met Azië
Oorlog voeren met Spanje
Factorijen stichten
Besturen van huidig Indonesië

Slide 16 - Sleepvraag

Wie was de hoogste bestuurder van de VOC?
A
Kapitein
B
Generaal
C
Gouvernour
D
Gouverneur-generaal

Slide 17 - Quizvraag

De WIC had veel taken welke hoort daar NIET bij?
A
Strijden tegen Spanje
B
Driehoekshandel
C
Gebieden veroveren
D
Varen naar Indonesië

Slide 18 - Quizvraag

Waardoor veranderde het dagelijks leven van de Europeanen?

Slide 19 - Open vraag