Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
PW Hoofdstuk 3 (T/H)
Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Leg uit, met een voorbeeld uit de bron, van wanneer deze bron is.
Slide 2 - Open vraag
Zet de gebeurtenissen op de juiste plek op de tijdbalk
Het Romeinse Rijk splitst in tweeën
Het West-Romeinse Rijk valt
Dood Karel de Grote
476
814
1453
395
Het Oost-Romeinse Rijk valt
Slide 3 - Sleepvraag
Wat was een oorzaak voor de ondergang van het West-Romeinse Rijk?
A
achteruitgang van de handel
B
de volksverhuizingen
C
gebrek aan geld
D
uitbreken van de pest
Slide 4 - Quizvraag
Sleep de zinnen naar het goede tijdvak.
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en Ridders
Het Romeinse Rijk groeit.
Kloosters worden gesticht
Het hofstelsel
Leenstelsel
Begin van de volksverhuizingen.
Het Frankische rijk.
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Open vraag
Bekijk de bron. Deze afbeelding past bij:
A
De tijd van Grieken en Romeinen.
B
De tijd van monniken en ridders.
Slide 7 - Quizvraag
Lees de bron. Om welke plicht van een horige gaat het hier?
A
Bescherming bieden aan de heer.
B
Allerlei klussen doen voor de heer.
C
Een deel van hun opbrengst afstaan aan de heer.
D
Met de heer een overval plegen op een ander domein.
Slide 8 - Quizvraag
Maak de juiste combinaties
Horige
Kreeg bescherming van de heer
Hek repareren voor de heer
Moest meevechten in het leger van de koning
Eigenaar van een domein
versterkte boerderij, land van horige boeren en woeste gronden
Vrije boer
Domein
Heer
Herendienst
Slide 9 - Sleepvraag
"Zijn belangrijkste taak was vechten. Hij hoorde geestelijken en boeren te beschermen." Welk begrip past bij de omschrijving?
A
Horige
B
Domein
C
Ridder
D
Monnik
Slide 10 - Quizvraag
Bekijk de bron. Welke zin past het best bij deze afbeelding?
A
Hier zie je hoe het hofstelsel werkt.
B
Het ontstaan van het christendom.
C
In Saudi-Arabië ontstaat de islam.
D
Hier zie je de drie standen in de middeleeuwen.
Slide 11 - Quizvraag
Bekijk de bron. Bij welk deel van de tekening hoorde een horige?
A
Bovenste
B
Middelste
C
Onderste
D
Bij geen van drieën.
Slide 12 - Quizvraag
1ste stand
2de stand
3de stand
Werken op het land.
Bidden voor de veiligheid
Vechten voor bescherming van de boeren en burgers..
Slide 13 - Sleepvraag
Wat was het verschil tussen een horige en een vrije boer?
Slide 14 - Open vraag
Welk begrip hoort er bij de volgende tekst?
In juni moeten de boeren het hooi maaien en opgetast naar het huis van de heer brengen.
In augustus moeten zij graan van het klooster oogsten en binnenbrengen.
Met Pasen moeten zij ploegen, zaaien en eggen.
Wanneer er gebouwd werd, moesten de pachters stenen brengen en de metselaars helpen.
Slide 15 - Open vraag
De koning die grond uitleende, noem je een ........ De ................ die de grond leenden noem je ........................ Dit systeem noem je het ...................... De ..................... waren ruiters voor de koning of een hoge edelman
Zet de begrippen op de juiste plek
Ridders
Adel
Leenstelsel
Leenmannen
Leenheer
Slide 16 - Sleepvraag
Tot welke stand behoorden alle leenmannen samen?
Slide 17 - Open vraag
Om welke reden ontstond het leenstelsel niet?
A
Het was een manier om een groot rijk te veroveren.
B
Op die manier kon je het christendom gemakkelijker verspreiden.
C
Zo kon een koning over een groot leger beschikken.
D
Het was een manier voor de vorst om helpers te belonen.
Slide 18 - Quizvraag
Wat voor soort verandering was het ontstaan van het leenstelsel?
Slide 19 - Open vraag
Wat hoort bij wie?
Leenheer
Leenman
heeft soldaten nodig
land in leen geven
raad geven
trouw zweren.
Slide 20 - Sleepvraag
Wat was de belangrijkste oorzaak van het uiteenvallen van het Frankische rijk? Leg je antwoord uit.
Slide 21 - Open vraag
In de zomer gingen Noormannen plunderen. Wat deden zij in de andere seizoenen?
Slide 22 - Open vraag
Het woord "Viking" heeft meerdere betekenissen. Noem een betekenis.
Slide 23 - Open vraag
Leg uit waarom kloosters een makkelijk doelwit was om te plunderen voor Vikingen
Slide 24 - Open vraag
Noem twee gebieden die de Vikingen ontdekken buiten Engeland
Slide 25 - Open vraag
Geef je eigen mening over de volgende stelling. Gebruik de juiste argumenten. ‘De tijd van monniken en ridders was een grote achteruitgang in vergelijking met de tijd van Grieken en Romeinen.’